Chromosomen en genen

Biologie
Onderwerp:Chromosomen en genen
Naam: Meneer de Vries



1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieSpeciaal OnderwijsLeerroute 1Leerroute 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Biologie
Onderwerp:Chromosomen en genen
Naam: Meneer de Vries



Slide 1 - Tekstslide

Start klaar
Telefoon ingeleverd in de zak
Jas in de kast
Petjes af
Oortjes uit
Inloggen lessonup
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Les planning
Les doelen
Leerdoelen
Herhaling vorige les
Nieuwe theorie
Les evalueren
Vooruitblik volgende les
Les afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Les doelen
Aan het einde van deze les weet jij:
Wat een gen is;
Dat een gen uit kan staan;
Wat een allel is;
Homozygoot en heterozygoot is;
Wat recessief en dominant is.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe noem je het uiterlijk van een organisme?
A
Genotype
B
Fenotype
C
Celkern
D
Chromosoom

Slide 5 - Quizvraag

Hoe noemen we alle erfelijke eigenschappen van een organismen?
A
Fenotype
B
DNA
C
Chromosomen
D
Genotype

Slide 6 - Quizvraag

Chromosomen liggen als dunne draden in de celkern.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Hoe noem je de informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme?

A
Genotype
B
Fenotype
C
genotype
D
DNA

Slide 8 - Quizvraag

Een chromosomenpaar bestaat uit......chromosomen
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quizvraag

Een mens heeft in een normale celkern.....chromosomen.
A
23
B
46
C
50
D
55

Slide 10 - Quizvraag

De celkern van geslachtscellen van een mens hebben ......... chromosomen.
A
23
B
46
C
50
D
55

Slide 11 - Quizvraag

Chromosomen
In de celkern van de cel zitten chromosomen.

Iedere cel in het lichaam heeft 46 chromosomen in de celkern




Slide 12 - Tekstslide

Van DNA naar chromosoom
Als DNA opgerold wordt met behulp van histonen, ontstaat er uiteindelijk een chromosoom.

Dus een chromosoom is een opgerold stuk DNA!

Slide 13 - Tekstslide

Geslachtscellen vs normalen cellen van een mens
  • Mannelijk zaadcel heeft 23 chromosomen
  • Vrouwelijk eicel heeft 23 chromosomen
  • Lichaamscel heeft 46 chromosomen

Belangrijk: Alleen geslachtscellen hebben dus 23 chromosomen (zaadcel en eicel)
Lichaamscel heeft gewoon 46 chromosomen.

Slide 14 - Tekstslide

Geslachtscellen
Zaad (man) heeft 23 chromosomen

eitje (vrouw) heeft 23 chromosomen

Als het zaadje samensmelt met het eitje is het eitje bevrucht en heeft het eitje dus 46 chromosomen

Slide 15 - Tekstslide

Celdeling
Als het eitje is bevrucht, ontstaat er een moeder cel

Deze moeder cel deelt zichzelf in 2 dochterscellen

De dochterscellen delen zichzelf ook weer in andere dochterscellen

Slide 16 - Tekstslide

Samenvatting
  • Zaad en eitje smelten samen

  • Er ontstaat een moedercel

  • De moedercel deelt zichzelf in twee dochterscellen

  • De dochterscellen delen ook weer

  • Dit gaat net zolang door totdat er een complete baby ontstaat

Slide 17 - Tekstslide

Karyogram
Iedere celkern heeft 23 chromosomen paren: één paar = 2 dus 2 x 23 = 46

23 chromosomen van de vader

23 chromosomen van de moeder

23 + 23 = 46 chromosomen


Slide 18 - Tekstslide

Jongen of meisje
Het laatste chromosomen paar bepaald het geslacht.

vrouwen hebben xx chromosomen

Mannen hebben xy chromosomen

De man bepaald het geslacht, want als de man een x geeft dan wordt het een meisje (xx)

Als de man een y geeft, wordt het een jongen (xy)

Slide 19 - Tekstslide

Chromosoom en gen
Op de afbeelding zie je één chromosomen paar.

Het stukje van de chromosoom dat voor één erfelijke eigenschap zorgt, noemen we een gen.

Gen voor oogkleur
Gen voor huid kleur
Gen voor haar kleur etc

N.B. Genen kunnen uitstaan, de meeste genen in een cel staan uit.
Bijvoorbeeld: In de iris kan het gen voor de kleur van blauwe ogen aan staan, want dan wordt de iris blauw. Dit gen staat in het oogwit uit,want die moet niet blauw worden

Slide 20 - Tekstslide

Gen en allel
Stel dat je chromosoom een dik kookboek is.

dan is het gen de pagina in het kookboek en het allel is het recept op die pagina.

Slide 21 - Tekstslide

Gen en allel
Gen van je moeder

Gen van je vader

Slide 22 - Tekstslide

Gen en allel
De verschillende variatie die op een gen staan noem je allelen.

1 allel van papa

1 allel van mama

Slide 23 - Tekstslide

Gen
Gen voor bruine vacht

Gen voor witte vacht

Gen voor witte en bruine vacht

Slide 24 - Tekstslide

Gen
Homozygoot = hetzelfde

Heterozygoot = twee verschillend

Homozygoot bruin = dominant

Homozygoot wit = recessief

Heterozygoot bruin en wit = bruin want bruin is dominant




Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Wat is een gen?
A
Een gen is een deel van het DNA met de informatie voor één erfelijke eigenschap.
B
Een gen is een deel van een chromosoom met de informatie voor twee erfelijke eigenschap.
C
Een gen is een deel van een chromosoom met de informatie voor drie erfelijke eigenschap.
D
Een gen is een deel van een chromosoom met de informatie voor één erfelijke eigenschap.

Slide 27 - Quizvraag

Bevat een chromosoom één gen of meerdere genen?
A
Een chromosoom bevat één gen
B
Een chromosoom bevat meerdere genen

Slide 28 - Quizvraag

Waardoor heeft het wit van je ogen niet dezelfde kleur als de iris van je ogen?
A
Doordat de genen voor oogkleur niet in de oog celkern zitten
B
Doordat de genen voor oogkleur in de cellen van het wit van je ogen aan staan.
C
Doordat de genen voor oogkleur in de cellen van het wit van je ogen soms aan staan.
D
Doordat de genen voor oogkleur in de cellen van het wit van je ogen uit staan.

Slide 29 - Quizvraag

Kan het fenotype veranderen in je leven?
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quizvraag

Kan het genotype veranderen in je leven?
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quizvraag

Welk deel van het fenotype wordt zichtbaar door het eiwit melanine?
A
De haarkleur
B
kleur van de ogen
C
kleur van de nagel
D
De huidskleur

Slide 32 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen heeft een mens in zijn lichaamscellen?
A
46
B
23
C
45
D
48

Slide 33 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen heeft een mens in zijn geslachtscellen?
A
23
B
46
C
45
D
25

Slide 34 - Quizvraag

Hoeveel genen zijn er in de celkern getekend?

Slide 35 - Open vraag

Hoeveel genenparen zijn er in de celkern getekend?

Slide 36 - Open vraag

Hoe heten de geslachtscellen bij mannen en vrouwen?

Slide 37 - Open vraag

Bij welke stap is het genotype tot stand gekomen?

Slide 38 - Open vraag

Is jouw genotype de afgelopen tien jaar veranderd?
A
Ja
B
Nee

Slide 39 - Quizvraag

Is jouw fenotype de afgelopen tien jaar veranderd?
A
Ja
B
Nee

Slide 40 - Quizvraag

Hebben de rups en de vlinder hetzelfde fenotype?

Slide 41 - Open vraag

Hebben de rups en de vlinder hetzelfde genotype?

Slide 42 - Open vraag

Opdracht
BLZ: 8 t/m 18
timer
30:00

Slide 43 - Tekstslide

Vooruitblik volgende les
Variatie in genotype

Slide 44 - Tekstslide

Einde les

Slide 45 - Tekstslide