(Opnieuw) maken gemengde opdrachten 1 t/m 7 hoofdstuk 3 OP PAPIER.
Hoofdstuk paragraaf 3 opdracht 24 t/m 27.
Slide 2 - Tekstslide
§3.1 Reactiekenmerken
Je leert:
een chemische reactie herkennen
kenmerken van een chemische reactie benoemen
de vijf factoren die van invloed zijn op de reactiesnelheid
uitleggen wat een explosie is en wanneer die optreedt
Slide 3 - Tekstslide
Chemische reactie of niet?
We spreken dus pas over een CHEMISCHE REACTIE als:
De beginstoffen worden omgezet tot helemaal andere stoffen.
Bijvoorbeeld: verbranden van aardgas (methaan) met zuurstof;
methaan + zuurstof -> koolstofdioxide + water
CH4 + 2 O2 -> CO2 + 2 H2O
Bij methaan zit het C-atoom vast aan H-atomen en na de reactie zit het C-atoom vast aan O-atomen.
Slide 4 - Tekstslide
Kenmerken chemische reactie
1. Andere stofeigenschappen reactieproducten. 2. Reactietemperatuur = minimale temperatuur waarbij reactie verloopt. 3. Energie-effect = energie die nodig is/ vrij komt bij een reactie.
Endotherme reactie = energie nodig om reactie te laten lopen.
Exotherme reactie = energie komt vrij bij de reactie.
4. Wet van behoud van massa: totale massa beginstoffen = totale massa reactieproducten.
Slide 5 - Tekstslide
WET van BEHOUD van MASSA
Voorbeeld:
CH4 + 2 O2 -> CO2 + 2 H2O
massa's: 12,01 + 4*16,00 -> 12,01 + 4*1,008
4*1,008 ________ -> 2*16,00 + 2*16,00
16,042 64,00 44,01 36,032
opgeteld opgeteld
80,04280,042
Slide 6 - Tekstslide
5 factoren die de snelheid van een chemische reactie bepalen
1. De soort stoffen die een reactie aangaan
2. De verdelingsgraad; hoe fijner de stof verdeeld is, hoe sneller de reactiesnelheid.
3. De concentratie; Hoe hoger de concentratie, hoe hoger de reactiesnelheid
4. De temperatuur; Hoe hoger de temperatuur, hoe hoger de reactiesnelheid
5. Een katalysator; als er een katalysator aanwezig is, is de reactiesnelheid hoger.
Slide 7 - Tekstslide
§3.1 Reactiekenmerken
Je leert:
een chemische reactie herkennen
kenmerken van een chemische reactie benoemen
de vijf factoren die van invloed zijn op de reactiesnelheid
uitleggen wat een explosie is en wanneer die optreedt
Slide 8 - Tekstslide
Zelfstandig werken/ instructie
Mag eventueel naar de G-ruimte en werken aan gemengde opdrachten:
- Jorn
- Fien
- Moniek
- Suze
- Rick
- Malick
- Rosalie
- Thijmen
- Jurjen
- Robin
Slide 9 - Tekstslide
§3.2 Reactievergelijkingen
Je leert:
• een chemische reactie weergeven in een reactieschema
• de 4 toestandsaanduidingen gebruiken in een reactievergelijking
• een reactievergelijking kloppend maken
• reactievergelijkingen opstellen
Slide 10 - Tekstslide
Paragraaf 2
Reactieschema:De stoffen worden in woorden opgeschreven met erachter de toestandsaanduiding. bv.methaan (g) + zuurstof (g) -> koolstofdioxide (g) + water (l)
Reactievergelijking: stoffen in molecuulformules, toestandsaanduiding en kloppend gemaakt. Voorbeeld: CH4 (g) + 2 O2 (g) -> CO2 (g) + 2 H2O (l)
Slide 11 - Tekstslide
Reactieschema
In een reactieschema staan ook de toestandsaanduidingen:
vaste stof krijgt als symbool (s)
vloeistof krijgt als symbool (l)
gas krijgt als symbool (g)
opgeloste stof in water krijgt als symbool (aq)
Leer deze uit je hoofd!
Slide 12 - Tekstslide
Reactievergelijkingen opstellen
Werkwijze: Lees hierbij goed wat voor en na de pijl moet!
0. Schrijf op welke stoffen er gegeven zijn.
Stel een reactieschema op (stofnamen en toestandsaand.) bv. stikstof (g) + waterstof (g) -> ammoniak (g).
Zet om in formules. Bv.
Kloppend maken (voor en na de pijl even veel). Bv.
Slide 13 - Tekstslide
Voorbeeld reactievergelijking opstellen
Aluminium reageert nogal heftig met broom. Er ontstaat aluminiumbromide (AlBr3 (s)).
Slide 14 - Tekstslide
Oefenen paragraaf 2
Geef de reactievergelijking:
Kaliumchloraat (KClO3 (s)) ontleed door middel van verhitting. Er ontstaat een grote hoeveelheid zuurstof en vloeibare kaliumchloride.
Bij de reactie van C3H6O2 met zuurstof ontstaan koolstofdioxide en water.
Slide 15 - Tekstslide
Kloppend maken reactievergelijking:
Begin met het kloppend maken bij de eerste atoomsoort van de eerste formule.
Maak het kloppend per atoomsoort (één voor één). Hierbij tel je de in vorige stap geplaatste coëfficiënten mee!
Maak niet ontleedbare stoffen (bijv. O2 in het vorige voorbeeld) en grote moleculen (3 of meer atoomsoorten) pas op het laatste kloppend.
Controleer op het einde ALTIJD of alles klopt.Voor & na de pijl van alle atoomsoorten even veel.
Slide 16 - Tekstslide
Regels bij kloppend maken reactievergelijking:
Je mag nooit formules aanpassen. Je mag alleen een getal voor de formule zetten (coëfficiënt). De moleculen zijn een pakketje, waar je er een aantal van hebt, maar je kan niet losse atomen uit een molecuul meer/ minder hebben.
In de uiteindelijke reactievergelijking mag nooit een breuk blijven staan. Halve moleculen bestaan niet! Om dit op te lossen kan je alle coëfficiënten vermenigvuldingen.
Slide 17 - Tekstslide
§3.2 Reactievergelijkingen
Je leert:
• een chemische reactie weergeven in een reactieschema
• de 4 toestandsaanduidingen gebruiken in een reactievergelijking
• een reactievergelijking kloppend maken
• reactievergelijkingen opstellen
Slide 18 - Tekstslide
§3.3 massaverhoudingen
Je leert:
Rekenen met massaverhoudingen.
Een massaverhouding afleiden.
Slide 19 - Tekstslide
§3.3 massaverhoudingen
Stoffen reageren en ontstaan in een vaste massaverhouding.
Voorbeeld:
Je laat 60 kg CO reageren volgens onderstaande reactie. Daarbij ontstaat 34,0 kg O2. Bereken de massaverhouding tussen C en O2.
2 CO (g) --> 2 C (s) + O2 (g)
Slide 20 - Tekstslide
§3.3 massaverhoudingen
2 CO (g) --> 2 C (s) + O2 (g)
Je laat 60 kg CO reageren volgens bovenstaande reactie. Daarbij ontstaat 34,0 kg O2. Bereken hoeveel gram CO er in deze reactie moet reageren om 50,0 gram C te maken (nul decimalen).
Slide 21 - Tekstslide
§3.3 massaverhoudingen
Je leert:
Rekenen met massaverhoudingen.
Een massaverhouding afleiden.
Slide 22 - Tekstslide
Oefenen
a. Waterstof reageert met koolstofdiooxide tot mierenzuur (CH2O2). Geef de reactievergelijking van deze reactie.
b. De massaverhouding van waterstof:koolstofdioxide is 1,00:21,8. Bereken hoeveel waterstof reageert met 50 gram koolstofdioxide.
Slide 23 - Tekstslide
Oefenen
a. Waterstof reageert met koolstofdiooxide tot mierenzuur (CH2O2). Geef de reactievergelijking van deze reactie.
Slide 24 - Tekstslide
Oefenen
b. De massaverhouding van waterstof:koolstofdioxide is 1,00:21,8. Bereken hoeveel waterstof reageert met 50 gram koolstofdioxide.
Slide 25 - Tekstslide
Kritisch werken
Slide 26 - Tekstslide
Weektaak
(Opnieuw) maken gemengde opdrachten 1 t/m 7 hoofdstuk 3 OP PAPIER.