WK 41 2 hv herh appr 4 en 10 werkblad être avoir faire

Bonjour!
On commence dans quelques minutes.


1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bonjour!
On commence dans quelques minutes.


Slide 1 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on fait cette semaine?
les absents- parler
répétition appr 4 et 10
werkblad être avoir faire ( 2G vrijdag)
SO week 42: wat moet je kennen en kunnen?
fin du cours : bingo nombres 20-40/kahoot faire

Slide 2 - Tekstslide

les absents....

Tu habites où? J'habite à Steenwijk, Meppel etc..
C'est quel jour? C'est lundi, mardi, mercredi etc..
Tu as quel âge? J'ai ...... ans
C'est quand, ton anniversaire? C'est le .......  
Tu as un frère/ une soeur? Oui, j'ai 1/2/3 frères/ soeurs.

Slide 3 - Tekstslide

un 1 2h en 2v appr 4 en  10 het weer
Contrôle des devoirs....
Huiswerkcontrole.....

Slide 4 - Tekstslide

timer
3:00
Herhaal appr 4 en 10 voor jezelf in stilte.

Slide 5 - Tekstslide

Quel temps fait-il?
A
Il pleut.
B
Il fait du soleil.
C
Il neige.

Slide 6 - Quizvraag

Quel temps fait-il?
A
Il pleut.
B
Il fait du soleil.
C
Il neige.

Slide 7 - Quizvraag

Quel temps fait-il aujourd'hui?

Slide 8 - Woordweb

Quel temps fait-il?
Maak een zin met een hoofdletter en een punt.

Slide 9 - Open vraag

Wat zeg je als het waait?
A
Il fait du vent.
B
Il fait beau.
C
Il neige.
D
Il fait froid.

Slide 10 - Quizvraag

Quel temps fait-il?
A
Il pleut.
B
C
Il fait du soleil.
D
Il fait froid.

Slide 11 - Quizvraag

Vertaal: Het sneeuwt.

Slide 12 - Open vraag

vertaal:
Het sneeuwt niet.

Slide 13 - Open vraag

Qu'est-ce que c'est?
A
la gare
B
le vol
C
la queue
D
la direction

Slide 14 - Quizvraag

vertaal: oversteken

Slide 15 - Open vraag

dernière question...

Slide 16 - Tekstslide

vertaal: wij steken over

Slide 17 - Open vraag

week 42: SO
de lesstof lees je in learnbeat week 42

Slide 18 - Tekstslide

Maak het werkblad. Lees de opgaven goed.
Klaar? Oefen met deze werkwoorden op verbuga.eu

vink de werkwoorden être avoir en faire aan in de kolom:
Verbes irréguliers


Slide 19 - Tekstslide

les réponses....

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Kahoot faire
bingo les nombres 20-40

Slide 25 - Tekstslide

lesdoel: ik kan de voltooide tijd met avoir maken

  • Werkwoorden op -er, in de passé composé zetten
  • Het werkwoord avoir als hulpww gebruiken in de p.c.

Slide 26 - Tekstslide

présent: tegenwoordige tijd
je travaille - ik werk
passé composé - voltooide tijd
j'ai travaillé - ik heb gewerkt
let op: in de passé composé gebruik je altijd een hulpwerkwoord!

Slide 27 - Tekstslide

uitlegfimpje learnbeat
aantekeningen maken

Slide 28 - Tekstslide

onregelmatige vormen!

Slide 29 - Tekstslide

schrijf/typ voor jezelf 
alle vormen van rouler in de PC
j'ai roulé - ik heb gereden
tu
il elle on
nous
vous 
ils/elles    

Slide 30 - Tekstslide

maak de oefeningen die klaarstaan in Learnbeat

Klaar? Herhaal avoir met verbuga. Je kunt hier ook de PC oefenen.

Slide 31 - Tekstslide

lesstof SO staat in wk 42

Slide 32 - Tekstslide

controlevragen:) PC

Slide 33 - Tekstslide

Passé composé
Présent
J'ai mangé
il parle
Ils ont acheté
je téléphone
vous avez dansé
nous écoutons
vous regardez
Tamara a marché
nous avons trouvé
on cherche
Elisa rencontre
tu as raconté

Slide 34 - Sleepvraag

Hoe maak je de passé composé ook al weer?

Slide 35 - Woordweb

wat is het voltooid deelwoord van parler?
A
parle
B
parlons
C
parlé
D
parlez

Slide 36 - Quizvraag

wat is het voltooid deelwoord van loger?
A
loge
B
logé
C
logez
D
loges

Slide 37 - Quizvraag

Le passé composé


De passé composé is de voltooid tegenwoordige tijd:
ik heb gekeken          j'ai regardé
jij hebt gekeken        tu as regardé
Ik ben gevallen          Je suis tombé     
Hij is gegaan              il est allé
Mais.. Comment ça se fait, le passé composé?

Slide 38 - Tekstslide

A.1 Le passé composé met avoir
Hulpwerkwoord                 +          voltooid deelwoord: 
                                                                              stap 1: stam = heel ww - er

                
                                                                                 stap 2: stam +  é



avoir
j'ai 
tu as 
il / elle / on a
nous avons
vous avez
ils / elles ont
march
marché
Il a marché

Slide 39 - Tekstslide

Hoeveel werkwoorden heb je ALTIJD nodig bij het maken van een passé composé?
A
een
B
twee
C
drie
D
passé composé? huh?

Slide 40 - Quizvraag

Je dansé.
A
Goed
B
Fout

Slide 41 - Quizvraag

Waarom is: Je dansé fout?
Wat ontbreekt er?

Slide 42 - Open vraag

Elle_________ (danser) avec sa soeur.
A
dansé
B
a dansé
C
avez danser
D
ai dansé

Slide 43 - Quizvraag

Hij heeft gepraat
A
Il a parlé
B
Ils ont parlé
C
Elle a parlé
D
Nous avons parlé

Slide 44 - Quizvraag

J'ai parlé.
A
Goed
B
Fout

Slide 45 - Quizvraag

Tu (écouter) in de passé composé:
A
as écouté
B
a écouté
C
ont écouté
D
e écouté

Slide 46 - Quizvraag

Hij heeft gemaakt
A
Il a fairé
B
Ils ont fait
C
Il a fait
D
Ils ont fairé

Slide 47 - Quizvraag

Zet in de pc:
nous pleurons

Slide 48 - Open vraag

Zet de zin in de pc
Ils habitent à Staphorst.

Slide 49 - Open vraag