Unit 3 Vocabulary Lesson 4 (woordenschat les 4)

Woordjes leren, les 4
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordjes leren, les 4

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kunt de volgende Engelse woorden vertalen naar het Nederlands. 

Slide 2 - Tekstslide

Lege woordenlijst 4 Unit 3
Oefen eerst met de woordenlijst zonder de betekenissen. Deze krijg je van je docent.
1. Vul eerst in wat je weet in het Nederlands
2. Vul daarna in waarover je twijfelt in het Nederlands
3. Vul daarna woorden in die je niet kent via het woordenboek.
4. Controleer je antwoorden via het woordenboek.

Slide 3 - Tekstslide

Antwoorden woordenlijst 4 Unit 3
Ben je klaar?
Vraag het antwoordblad op bij je docent. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent 'amazing'?
A
geweldading
B
geweldig
C
de Amazone
D
apart

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent 'cousin'?
A
Frans eten
B
neef
C
nicht
D
een Frans woord wat ik niet ken

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent 'to fit'?
A
passen
B
fitten
C
fit zijn

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent 'joke'?
A
de joker bij het pesten
B
de Joker in de film van Batman
C
een grap
D
jokken

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent 'no one'?
A
niet een
B
geen enkele
C
niemand

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent 'popular'?
A
muzikant in de popwereld
B
populair
C
populier

Slide 10 - Quizvraag

to prefer
(shoe)laces
size
slim
these
liever hebben
dun
(schoen)veters
maat
deze

Slide 11 - Sleepvraag

Wat betekent '(to) try on'?

Slide 12 - Open vraag

Wat betekent 'twin'?

Slide 13 - Open vraag

Wat betekent 'uncle'?

Slide 14 - Open vraag

Wat betekent 'wrong'?

Slide 15 - Open vraag

Einde woordenlijst 4 Unit 3

Slide 16 - Tekstslide

Leren voor de toets
Leer de woordenlijst 1 van Unit 3 voor de toets.
- je kunt zinnen krijgen waarin een van deze woorden thuis hoort. 
- je kunt vragen krijgen over de betekenis van een woord in het Nederlands. 

Slide 17 - Tekstslide