M1 voorbereiden PTD hst 2 en 3

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

M1 NE voorbereiden PTD woorden, grammatica en spelling hst 2 en 3

Leerdoelen

Je kent de leerdoelen van paragraaf 2.5, 3.5, 2.7, 3.7, 2.8 en 3.8

week 4

Test jezelf 2.5 en 3.5

Test jezelf 2.7 en 3.7

Test jezelf 2.8 en 3.8

Quizlet woorden 2.5 en 3.5

Planning

Les 1: Test jezelf 2.5 en 3.5

les 2: Test jezelf 2.7 en 3.7

Les 3: Test jezelf 2.8 en 3.8

Les 4: vragen stellen en extra uitleg vragen / Quizlet woorden

Leerdoelen 2.5 en 3.5

Betekenis moeilijke woorden 

Synoniem

Tegenstelling 

Woordsoorten

Leerdoel:

• Aan het eind van de les heb je alle woordsoorten herhaald.
• Aan het eind van de les kan je de woordsoorten benoemen in de zin.

Leerdoelen 2.7

zelfstandig naamwoord

lidwoord

werkwoord 

Zinsdelen benoemen

Leerdoelen 3.7

zinsdelen (hst 1)

persoonsvorm  (hst 1)

onderwerp (hst 1)

werkwoordelijk gezegde

lijdend voorwerp 

Leerdoelen  2.8 en 3.8

persoonsvorm tegenwoordige tijd

komma

verleden tijd sterke werkwoorden

meervoud zelfstandig naamwoord

paragraaf 2.5

Zijn reactie was erg ONTROEREND

1. geen zorgen meer hebben
2. dramatisch
3. aandoenlijk, gevoelens oproepend
4. verbaasd en in de war

Ik ben zo blij met deze ONTWIKKELING.

1. verbinding
2. manier waarop iets verandert
3. resultaat van een onderzoek of som
4. wat je als eerste voorstelt of doet

Wat is het synoniem van AANVAARDEN?

1. accepteren
2. gewelddadig
3. iemand ergens toe uitnodigen
4. erbij horen

Woordsoorten 2.7

Leerdoel:

• Aan het eind van de les heb je alle woordsoorten herhaald.
• Aan het eind van de les kan je de woordsoorten benoemen in de zin.

WERKWOORDEN ...

1. geven informatie over een zelfstandig naamwoord. B. zeggen wat iets of iemand doet of wat er gebeurt. C. zijn woorden voor mensen, dieren, planten of dingen.
2. geven informatie over een zelfstandig naamwoord.
3. zeggen wat iets of iemand doet of wat er gebeurt.

Wat is het lidwoord in de volgende zin: Een van de kinderen is vorige week jarig geweest.

1. een
2. de
3. het

Zullen we morgen AFSPREKEN in de stad?
Wat voor woordsoort is het woord in hoofdletters?

1. zelfstandig naamwoord
2. werkwoord
3. lidwoord

paragraaf 2.8

Welke uitspraak is waar?

1. Bij d-werkwoorden eindigt de stam op -d.
2. Bij d-werkwoorden gelden andere regels dan bij t-werkwoorden
3. Bij t-werkwoorden eindigt het hele werkwoord op een -t.
4. Bij t-werkwoorden komt er altijd een -t achter de stam bij hij/zij/het .

Noteer de juiste vorm.
(lezen) Ik ___ een spannend boek over een moordaanslag.

Noteer de juiste vorm.
(zijn) Wie ___ op dit moment jouw beste vriend

In welke zin is de komma correct gebruikt?

1. Jeske is verdrietig omdat haar vriendje, het heeft uitgemaakt.
2. Jeske is verdrietig omdat, haar vriendje het heeft uitgemaakt.
3. Jeske is verdrietig omdat haar, vriendje het heeft uitgemaakt.
4. Jeske is verdrietig, omdat haar vriendje het heeft uitgemaakt.

Welk dicteewoord is correct gespeld?

1. acepteren
2. abbonnee
3. portemonee
4. concurrent

Welk onderdeel
van hst 2
vind je lastig?

week 4

Test jezelf 2.5 en 3.5

Test jezelf 2.7 en 3.7

Test jezelf 2.8 en 3.8

Quizlet woorden 2.5 en 3.5