Al voordat hun auto op de dijk uit de bocht vloog en in het water belandde, voelden Max en Laurie zich bedrukt. Ze hadden ruzie. Op het moment dat de wielen van de weg loskwamen, dacht Max: nu krijg je me eindelijk waar je me hebben wilt – in de rolstoel. Laurie dacht niets, maar gilde. Het was haar te moede alsof het einde der tijden was aangebroken. Dat was niet zo: de auto kwam maar half in de rivier terecht. De voorruit raakte onder water, maar de achterkant verkeerde nog op de wal. Hun twee jongetjes achterin gaven geen enkel geluid. Ze deden net een wedstrijd wie het langste zijn adem kon inhouden. Ze zouden allebei liever stikken dan verliezen. Het was een gelukkig toeval dat ze weigerden om te ademen, want bij het verlaten van het voertuig ging iedereen kopje onder. Dat de auto te water was geraakt was daarentegen geen toeval. Buitenstaanders – Renate Dorrestein
Kies uit: Ik-vertelperspectief, Hij-/zijvertelperspectief of Geen van beide