le jeudi 9 avril

Bonjour et bienvenue


1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Bonjour et bienvenue


Slide 1 - Tekstslide

Chapitre 5
Alle opdrachten gemaakt?
Alle voca en phrases clés geleerd?
Opdracht 36 ingeleverd?

Vandaag gaan we alles herhalen.

Slide 2 - Tekstslide

ik heb ontmoet
A
je suis rencontré
B
j'ai rencontré
C
j'ai rencontrer
D
je rencontre

Slide 3 - Quizvraag

zij hebben gepraat
A
elle a parlé
B
ils a parlé
C
ils ont parlé
D
elle parlent

Slide 4 - Quizvraag

Wij zijn gegaan
A
nous avons allé
B
nous sommes allé
C
nous allons
D
nous sommes allés

Slide 5 - Quizvraag

Zij is gebleven
A
elle est restée
B
elle a resté
C
elle est resté
D
elle a restée

Slide 6 - Quizvraag

ik ben geweest
A
je suis été
B
j'ai été
C
je suis être
D
j'ai être

Slide 7 - Quizvraag

être in de passé composé
être wordt vervoegd met avoir

je zegt dus: j'ai été

Letterlijk staat hier: ik 'heb' geweest, maar je vertaalt het natuurlijk met: ik ben geweest.

Slide 8 - Tekstslide

jullie zijn geweest
A
vous avez été
B
vous êtes été
C
vous été
D
vous sommes été

Slide 9 - Quizvraag

voorzetsels bij landen/plaatsen
en voor vrouwelijke landennamen (eindigen meestal op -e)
       * En Espagne, en Italie
au voor manneljke landennamen
       * au Maroc, au Japon
aux voor landennamen die in het meervoud staan
        * aux Pays-Bas, aux États-Unis
à voor steden / dorpen
         * à Zwolle. à Paris, à Dalfsen

Slide 10 - Tekstslide

voorzetsels bij landen / plaatsen
Je vertaalt deze voorzetsels met: in, naar

en Allemagne = naar Duitsland of  in Duitsland
au Portugal = naar Portugal  of  in Portugal
à Amsterdam = naar Amsterdam of  in Amsterdam

Slide 11 - Tekstslide

in Frankrijk
A
au France
B
en France
C
à France
D
aux France

Slide 12 - Quizvraag

in Nederland
A
en Pays-Bas
B
au Pays-Bas
C
aux Pays-Bas
D
à Pays-Bas

Slide 13 - Quizvraag

naar Parijs
A
à Paris
B
au Paris
C
en Paris
D
aux Paris

Slide 14 - Quizvraag

in Denemarken
A
à Danemark
B
au Danemark
C
en Danemark
D
aux Danemark

Slide 15 - Quizvraag

Het is warm
A
c'est chaud
B
c'est soleil
C
il fait du soleil
D
il fait chaud

Slide 16 - Quizvraag

Het is 20 graden
A
il fait 20 degrés
B
il est 20 degrés
C
il a 20 degrés
D
c'est 20 degrés

Slide 17 - Quizvraag

Welk antwoord past bij:
Tu es parti(e) en vacances?
A
Je suis resté)e) une semaine.
B
Oui, j'ai été en Angleterre.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is dat?
A
qu'est c'est?
B
questce- que-c'est?
C
qu'est que c'est?
D
qu'est-ce que c'est?

Slide 19 - Quizvraag

zij hebben teruggegeven
A
il rend
B
il a rendu
C
ils rendent
D
ils ont rendu

Slide 20 - Quizvraag

jij wacht
A
tu attends
B
tu attend
C
tu entend
D
tu entends

Slide 21 - Quizvraag

Welk antwoord past bij:
Quelle est la capitale de l'Italie?
A
C'est délicieux
B
C'est la pizza
C
Il fait très chaud
D
C'est Rome

Slide 22 - Quizvraag

Welke vraag past bij het antwoord:
En été, il fait très chaud.
A
Tu as été au Maroc?
B
On parle quelle langue au Maroc?
C
C'est beau, le Maroc?
D
Quel temps fait-il au Maroc?

Slide 23 - Quizvraag

Au Maroc on parle
A
arabien
B
arabe
C
Arabe
D
Arabish

Slide 24 - Quizvraag

Aux Pays-Bas on parle
A
néerlandais
B
Néerlandais
C
néderlandais
D
néerlandaise

Slide 25 - Quizvraag

Alors?
Wist je alles?
Of had je nog moeite met bepaalde onderdelen?
Maak nu online de Oefentoets van chapitre 5.

Volgende week beginnen we met chapitre 6.
Maak voor de les opdracht 1 t/m 3.

Slide 26 - Tekstslide