In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
vrijdag 5 maart
Slide 1 - Tekstslide
- Lesdoel, na de les: - kan je een (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord herkennen. - weet je hoe je verwijswoorden op goede manier gebruikt
- Korte terugblik vorige les - Huiswerk?
- stukje theorie over verwijswoorden (volgende hoofdstuk) - even oefenen met nieuwe lesstof
- huiswerk volgende les
.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 4 - Quizvraag
Jan heeft een nieuwe auto gekocht.
A
auto is bijvoeglijk naamwoord
B
Jan is bijvoeglijk naamwoord
C
nieuwe is bijvoeglijk naamwoord
Slide 5 - Quizvraag
De leuke, blonde jongen keek lachend naar het meisje
zelfst. naamwoord
lidwoord
bijv. naamwoord
werkwoord
Slide 6 - Sleepvraag
mooist is een....
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 7 - Quizvraag
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft een speciaal kenmerk... welke?
Slide 8 - Open vraag
BN - hoe zit het ook al weer?
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) vertelt iets over een zelfstandig naamwoord.
Het heeft vaak een korte vorm (zonder -e) en een lange vorm (met een -e).
Een bijvoeglijk naamwoord kent vaak de 'trappen van vergelijking': stellende trap, vergrotende trap en overtreffende trap.
Soms staat het bijvoeglijk naamwoord niet voor het zelfstandig naamwoord, maar verderop in de zin.
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welk materiaal iets gemaakt is. Deze wordt bijna altijd met - en geschreven (zilveren, houten, betonnen, katoenen)