Groep 4 - taal in beeld - blok 7, les 3 verkleinwoorden

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Ik leer hoe je een verkleinwoord maakt.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Welk woord in de zin is een verkleinwoord?

Timo vertelt een geheimpje aan de kleine jongen.
A
vertelt
B
geheimpje
C
kleine
D
jongen

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord in de zin is een verkleinwoord?

Het kastje van het poppenhuis staat in de hoek.
A
kastje
B
poppenhuis
C
staat
D
hoek

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van vlinder?
A
vlinders
B
vlindertje
C
kleine vlinder

Slide 6 - Quizvraag

Opdracht
Schrijf zoveel mogelijk verkleinwoorden op.

Per groepje krijg je een A3 vel en een pakje met stiften.
Iedere leerling in het groepje schrijft met een andere kleur.
Je krijgt ongeveer 5 minuten om zoveel mogelijk verkleinwoorden op te schrijven.

Tip: Kijk om je heen voor woorden.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het verkleinwoord van stoel?

Slide 8 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van raam?

Slide 9 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van boek?

Slide 10 - Open vraag