haben, sein en werden in de verleden tijd

Wiederholung Kapitel 1 
- haben en sein in de verleden tijd
- werden in de tegenwoordige tijd en verleden tijd 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wiederholung Kapitel 1 
- haben en sein in de verleden tijd
- werden in de tegenwoordige tijd en verleden tijd 

Slide 1 - Tekstslide

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hatte
hattest
hatte
hatten
hattet
hatten

Slide 2 - Sleepvraag

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
war
warst
war
waren
wart
waren

Slide 3 - Sleepvraag

Du ... Kopfschmerzen.
A
warst
B
hatte
C
war
D
hattest

Slide 4 - Quizvraag


Im Juli ............. es warm.
A
warst
B
war
C
waren
D
hatte

Slide 5 - Quizvraag

Mein Handy ........ kaputt.
A
war
B
hattest
C
hatte
D
wart

Slide 6 - Quizvraag

....... ihr gut aufgepasst?
A
hatte
B
hattet
C
hatten
D
hat

Slide 7 - Quizvraag

.......... Sie gestern auch im Kino?
A
war
B
warst
C
wart
D
waren

Slide 8 - Quizvraag

Du ........ letzte Woche eine Prüfung.
A
hattest
B
hatst
C
hatte
D
hast

Slide 9 - Quizvraag

Im letzten Jahr ....... ich in Griechenland.
A
ware
B
war
C
waren
D
was

Slide 10 - Quizvraag

Gestern ......... wir in der Schule.
A
hatten
B
hatte
C
waren
D
war

Slide 11 - Quizvraag

Ihr ........ letzte Woche keine Hausaufgaben.
A
hat
B
hatte
C
hatten
D
hattet

Slide 12 - Quizvraag

Es ......... gestern sehr warm.
A
war
B
was
C
waren
D
wart

Slide 13 - Quizvraag

Ik ken de vervoegingen van haben en sein in de verleden tijd
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Werden in de tegenwoordige tijd
Het betekend worden of zullen 

Slide 15 - Tekstslide

Werden (TT)
ich werde
du wirst
er,sie,es wird
wir werden
ihr werdet
sie,Sie werden 

Slide 16 - Tekstslide

Morgen ........ du 18 Jahre alt.
A
werde
B
wirst
C
wird
D
werden

Slide 17 - Quizvraag

Was ....... wir machen?
A
werde
B
wird
C
werden
D
werdet

Slide 18 - Quizvraag

Werden in de verleden tijd en de 'zou-vorm'

Slide 19 - Tekstslide

werden 
ich wurde
du wurdest
er,sie,es wurde
wir wurden
ihr wurdet
sie, Sie wurden 

Slide 20 - Tekstslide

zouden 
ich würde
du würdest
er,sie,es würde
wir würden 
ihr würdet
sie, Sie würden 

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de betekenis van wurden?

Slide 22 - Open vraag

Wat is de betekenis van würden?

Slide 23 - Open vraag

Wir .... gestern abgeholt
A
wurden
B
würden

Slide 24 - Quizvraag

Ich ..... das nie tun!
A
wurde
B
würde

Slide 25 - Quizvraag

Was ....... du tun in dieser Situation? (alleen werkwoord noteren)

Slide 26 - Open vraag

Letztes Jahr ....... ich 14 Jahre alt.

Slide 27 - Open vraag

Gibt es noch Fragen?
Prüfung: Mittwoch, den 4. Oktober 

Slide 28 - Tekstslide