Fort Elmina
Al in de vijftiende eeuw haalden de Portugezen mensen uit Afrika om te werken op hun plantages in Brazilië. Andere Europese landen deden al snel hetzelfde. De Nederlandse Republiek stichtte forten langs de Afrikaanse kust. Van daaruit werd handelgedreven met koninkrijken in Afrika. Het belangrijkste Nederlandse fort was Elmina, in het huidige Ghana. Hier werden Afrikaanse mensen gevangengehouden. De Nederlandse handelaren ruilden deze mensen in Elmina voor textiel, metaal, sieraden, alcohol, buskruit en wapens. Daarna werden ze vervoerd naar Amerika om daar als slaven verkocht te worden.
West-Indische compagnie
Vanaf 1621 organiseerde de West-Indische Compagnie (WIC), een Nederlandse groep bedrijven, de slavenhandel. WIC-schepen vervoerden Afrikaanse mensen over de Atlantische oceaan naar de kolonies in Amerika. In vreselijke omstandigheden, op overvolle zeilschepen, maakten ze de lange reis
In totaal vervoerden Europese slavenhandelaren zo’n twaalf miljoen mensen als slaaf over de Atlantische oceaan. Nederlandse schepen vervoerden ongeveer 600.000 slaven.
Opstand
In Suriname was een kleine groep slavenhouders de baas over bijna de hele bevolking. De slavenhouders gebruikten heel veel geweld. Een deel van de slaven wist te ontsnappen naar het oerwoud. Ze werden marrons genoemd. Vanuit hun schuilplaatsen vielen ze de plantages aan, omdat ze wilden dat de slavernij werd afgeschaft.
Afschaffing van de slavernij
In Europa zagen steeds meer mensen in dat slavernij onmenselijk was. Ze vonden dat het verboden moest worden. Nederland was één van de laatste landen in Europa die de slavernij afschafte: in 1860 in Nederlands-Indië en op 1 juli 1863 in de kolonies aan de andere kant van de Atlantische oceaan.
Elk jaar viert Nederland op 1 juli het bevrijdingsfeest Keti Koti om de afschaffing van de slavernij te herdenken.