In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Verschillende thema's
Slide 1 - Tekstslide
Opmerkingen examenstof
Wat wel en wat niet?
Meiose
Impulsgeleiding
Slide 2 - Tekstslide
Binaire naamgeving
Geslacht Soort (ondersoort)
Canus Lupus
Slide 3 - Tekstslide
Stikstofkringloop
Oefenvragen binasgebruik
Slide 4 - Tekstslide
Welke organismen kunnen stikstof fixeren?
A
planten
B
dieren
C
schimmels
D
bacteriën
Slide 5 - Quizvraag
Wat doen ammonificerende bacteriën?
A
Ze zetten anorganische stoffen af tot ammoniak
B
Ze breken organische stoffen af tot ammoniak
C
Ze zetten anorganische stoffen om tot nitraat
D
Ze zetten organische stoffen om tot nitraat
Slide 6 - Quizvraag
Hoe worden ammonificerende bacteriën ook genoemd?
Slide 7 - Open vraag
Welke niet-stikstofhoudende stof is nodig voor nitrificatie?
A
water
B
stikstof
C
zuurstof
D
koolstof
Slide 8 - Quizvraag
Planten maken stikstofhoudende organische verbindingen. Welke stof nemen ze hiervoor op?
A
N2
B
NO2-
C
NO3-
D
ureum
Slide 9 - Quizvraag
Welke organismen uit de stikstofkringloop worden juist onder zuurstofloze (anaerobe) omstandigheden heel actief?
A
nitrificerende bacteriën
B
denitrificerende bacteriën
C
ammonificerende bacteriën
D
knolletjesbacteriën in de wortels van vlinderbloemigen
Slide 10 - Quizvraag
Leg uit waardoor er in de landbouw bemesting nodig is voor groei van planten en in een bos niet.
Slide 11 - Open vraag
Erfelijkheid
Slide 12 - Tekstslide
Welke van de volgende uitspraken beschrijft het beste de eigenschap uit de stamboom?
A
de eigenschap is recessief
B
de eigenschap is dominant
C
ik weet het niet
D
ik kan het niet uitleggen
Slide 13 - Quizvraag
De reden voor mijn keuze is:
A
alleen één van de drie kinderen in de tweede generatie heeft de eigenschap
B
de vrouw in de eerste generatie en haar zoon hebben de eigenschap allebei
C
één man in de derde generatie heeft de eigenschap maar zijn ouders hebben hem niet
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
3A. Op het plaatje zie je een onderdeel dat black box heet. Het is deel van een vereenvoudigd model om een proces uit de genetica te laten zien. Wat stelt de black box voor?
A
de bevruchting, waarbij een zaadcel en een eicel samensmelten
B
de celdeling die na de bevruchting plaatsvindt
C
de celdeling die een zaadcel of een eicel produceert voor de bevruchting
D
ik weet het niet
Slide 16 - Quizvraag
De reden voor mijn keuze is
A
de chromosomen combineren in paren om verschillende cellen in het lichaam te vormen
B
de cellen delen in verschillende typen cellen die verschillende chromosomen hebben voor verschillende functies in het lichaam
C
de cel deelt in twee dochtercellen ieder met het halve aantal chromosomen
D
de resultaten zijn hetzelfde in de twee experimenten
Slide 17 - Quizvraag
De stamboom laat de erfelijkheid van een veel voorkomende genetische ziekte zien. Welke van de volgende uitspraken beschrijft het beste het allel dat de oorzaak is van deze eigenschap?
A
het allel is autosomaal dominant
B
het allel is autosomaal recessief
C
het allel is X-chromosomaal dominant
D
het allel is X-chromosomaal recessief
Slide 18 - Quizvraag
De reden voor mijn keuze is:
A
omdat de vrouw (Jane) en de man (Alan) allebei de erfelijke ziekte geërfd hebben
B
omdat Jane in de tweede generatie de ziekte heeft geërfd en haar vader moet een recessief allel hebben, want hij is normaal
C
omdat een van de drie individuen in de tweede en de derde generatie de eigenschap heeft terwijl hun ouders normaal zijn.
Slide 19 - Quizvraag
Sommige honden blaffen wanneer ze een geurspoor volgen, anderen zijn stil en zij worden stille speurhonden genoemd. Blaffen (allel B) is dominant over niet blaffen (allel b). Een jager is eigenaar van een blafhond die hij wil gebruiken om mee te fokken. Maar hij wil er zeker van zijn dat het genotype van de hond BB is. Wat moet het genotype van het teefje zijn waarmee hij de hond moet laten paren, om antwoord op zijn vraag te krijgen?
A
BB
B
Bb
C
bb
Slide 20 - Quizvraag
De reden voor mijn keuze is:
A
wanneer er bij de nakomelingen een stille speurhond
voorkomt weet de jager zeker dat het genotype van zijn
hond Bb is.
B
wanneer er geen stille speurhonden bij de nakomelingen zijn weet
hij zeker dat het genotype van zijn hond BB is
C
wanneer de hond van de jager Bb is de kans op stille speurhonden
bij zijn nakomelingen nul
Slide 21 - Quizvraag
Een man met bloedgroep A en een vrouw met bloedgroep B krijgen een kind met bloedgroep O. Wat is het genotype van de man en de vrouw?
Slide 22 - Open vraag
Een kweker voert een kruising uit tussen een tomatenplant met ingesneden bladeren en een tomatenplant met gave bladeren. Het gen voor ingesneden bladrand is dominant over het gen voor een gave bladrand. Beide individuen zijn homozygoot. Welke bladranden worden verwacht bij individuen van de F1-generatie? En welke bij de F2-generatie?
A
F1 en F2 alleen ingesneden bladranden
B
F1 alleen ingesneden F2 beide vormen
C
F1 beide vormen, F2 alleen ingesneden
D
F1 en F2 zowel ingesneden als gave bladranden
Slide 23 - Quizvraag
We kruisen een zwarte cavia met een witte cavia.. De nakomelingen zijn allemaal grijs. Wat is het genotype van de zwarte cavia?