persoonsvorm tt en vt Les 2 (P3)

Welkom 
MSB2D1 :)
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 
MSB2D1 :)

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Inventariseren lezen
Herhaling TT & VT
Schrijven basis

Slide 2 - Tekstslide

Lees bevordering

Slide 3 - Tekstslide

persoonsvorm tt en vt

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Zo schrijf je de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt):



ik of jij erachter
ik-vorm 
ik word, vind jij
enkelvoud: jij/hij/zij/het
ik-vorm + t
jij wordt, zij vindt
meervoud:
wij/zij/jullie
hele werkwoord
wij vinden, jullie worden 

Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij onthoud
B
hij onthoudt
C
hij onthout

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de persoonsvormen (tegenwoordige tijd) van beleven ?

Ik . . .
A
beleeft
B
beleev
C
beleef
D
beleefd

Slide 8 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij bediend
B
hij bedient
C
hij bediendt

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de persoonsvormen (tegenwoordige tijd) van beleven ?

Ik . . .
A
beleefde
B
beleeft
C
beleef
D
beleefd

Slide 10 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
Hij onthoud
B
Hij onthoudt

Slide 11 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:

Hij ...... (zwaaien) naar haar.
A
zwaai
B
zwaait
C
zwaaide
D
gezwaaid

Slide 12 - Quizvraag

Persoonsvorm verleden tijd
Zo schrijf je de persoonsvorm verleden tijd (pvvt) van zwakke werkwoorden:



Enkelvoud
(ik, jij, hij, zij, het, etc.)
ik-vorm + de of te
ik stuurde, jij hoestte
Meervoud
(wij, jullie, zij, etc.)
ik-vorm + ten of den
wij stuurden, zij hoestten

Slide 13 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd

Slide 14 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd
A
Vorig jaar verhuisden we naar de Reeshof.
B
Vorig jaar verhuisten we naar de Reeshof.

Slide 15 - Quizvraag

De persoonsvorm verleden tijd (meervoud) van antwoorden is:

A
antwoorde
B
antwoordde
C
antwoorden
D
antwoordden

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Zij ______________ (rusten)
A
ruste
B
rustte

Slide 17 - Quizvraag

Persoonsvorm verleden tijd
A
Gisteren begeleiden zij de vrouw naar huis.
B
Gisteren begeleidden zij de vrouw naar huis gisteren.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Ik ______________ (pakken)
A
pakde
B
pakte

Slide 19 - Quizvraag

Huiswerk
maak spelling A1,A2

Slide 20 - Tekstslide

Schrijven

Slide 21 - Tekstslide

Onderwerp & hoofdgedachte 

Slide 22 - Tekstslide

Onderwerp & hoofdgedachte 
 Het onderwerp van de tekst is een woord dat, of een woordgroeuitp die aangeeft waarover de tekst gaat; het is géén zin. De hoofdgedachte is een mededelende zin (dus geen vraag!), die het belangrijkste weergeeft wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.

Slide 23 - Tekstslide

Tekst doelen 
Informeren
Activeren (de lezer iets laten doen)
Overtuigen
Beschouwen
Amuseren

Slide 24 - Tekstslide

Wie is jouw publiek?

Slide 25 - Tekstslide

Parafraseren

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag
P. 146 t/m p. 156

Online? Onderdeel schrijven 

Slide 27 - Tekstslide