Bij een “groot” ladingsverschil bewegen de elektronen van een negatief geladen plaats naar een positief geladen plaats.
Slide 6 - Tekstslide
Het aantal ladingen dat per seconde een punt in de stroomkring passeert.
De hoeveelheid energie dat een lading afgeeft tussen twee punten.
Geeft aan hoe sterk de stroom wordt tegengehouden.
Spanning U (V)
Stroomsterkte I (A)
Weerstand R (Ω)
Slide 7 - Sleepvraag
Spanning U(V) stroomsterkte I(A)
en
weerstand R(Ω)
Slide 8 - Tekstslide
Een radio heeft een interne weerstand van 500 Ohm. De radio is aangesloten op een spanning van 230 V. Bereken het vermogen van de radio.
E = P * t P = U * I
R = U / I
Slide 9 - Open vraag
De stroom verdeelt zich evenredig met de geleidbaarheid.
Ubron=U1=U2=U3=...
Ibron=I1+I2+I3+...
Parallelschakelingen
Gtotaal=G1+G2+G3+...
Slide 10 - Tekstslide
De spanning verdeelt zich evenredig met de weerstand.
Ubron=U1+U2+U3+...
Ibron=I1=I2=I3=...
Rtotaal=R1+R2+R3+...
Slide 11 - Tekstslide
R (Ω)
U (V)
I (A)
Totaal
6
0,20
R1
20
R2
10
0,10
0,20
1
2
3
4
30
Slide 12 - Sleepvraag
R (Ω)
U (V)
I (A)
Totaal
12
1,8
R1
10
R2
20
0,6
1,2
2
2,4
6,7
12
30
Slide 13 - Sleepvraag
R (Ω)
U (V)
I (A)
Totaal
15
R1
1,1
R2
2
1,1 A
0,57
1,1
2,0
2,5
7,5
8,6
15
Slide 14 - Sleepvraag
R (Ω)
U (V)
I (A)
Totaal
R1
2
R2
2
4
1,0
1,1
2,0
2,5
3,0
6,0
8,0
Slide 15 - Sleepvraag
R(Ω)
U(V)
I(A)
P(W)
Totaal
5,0
21
R1
2,0
R2
3,0
5,0
1,7
5,0
2,5
4,2
8,5
12,5
1,2
Slide 16 - Sleepvraag
Oefentoets
Maak in drie of viertallen de oefentoets. Lever deze aan het einde van de les in.
Slide 17 - Tekstslide
Quiz schakelingen
12 vragen
Slide 18 - Tekstslide
Kees wilt drie lampjes parallel schakelen. Hierbij wilt hij dat ieder lampje apart aan of uit te zetten is door een schakelaar. Welk schakelschema moet Kees gebruiken?
A
B
C
D
Slide 19 - Quizvraag
Hoe groot is de totale spanning?
A
0V
B
6V
C
18V
D
36V
Slide 20 - Quizvraag
Over het eerste lampje staat een spanning van 10 V. Wat is de spanning van de spanningsbron?
A
2 V
B
10 V
C
40 V
D
50 V
Slide 21 - Quizvraag
Hoe groot is de spanning van spanningsbron U?
A
3 V
B
6 V
C
9 V
D
12 V
Slide 22 - Quizvraag
De spanning van de spanningsbron is 30 V. De weerstand R1 = 100 Ω en weerstand R2 = 200 Ω. Bereken de spanning over R1.
A
0,1 V
B
10 V
C
20 V
D
0,001 V
Slide 23 - Quizvraag
Hoe groot is de stroomsterkte in deze schakeling?
A
2 A
B
3A
C
5 A
D
1,2 A
Slide 24 - Quizvraag
De stroomsterkte door de batterij is?
A
0.1 A
B
0.2 A
C
0.3 A
D
0.6 A
Slide 25 - Quizvraag
De lampjes zijn identiek. De totale stroomsterkte is 4,0 A. Wat is dan de stroomsterkte door lampje A?
A
8,0 A
B
4,0 A
C
2,0 A
D
6,0 A
Slide 26 - Quizvraag
De totale stroomsterkte is ...
A
I = U / R = 12 / 20 = 0,6 A
B
I = U / R = 12 / 40 = 0,3 A
C
I = U / R = 6 / 20 = 0,3 A
D
I = U / R = 6 / 40 = 0,15 A
Slide 27 - Quizvraag
De stroomsterkte door de bovenste weerstand is:
A
0,6 A
B
1,7 A
C
2 A
D
0,7 A
Slide 28 - Quizvraag
De stroomsterkte in het linker lampje is 36mA Wat is de stroomsterkte door het rechter lampje ?
A
36 mA
B
12 mA
C
9 mA
D
4 mA
Slide 29 - Quizvraag
De lampjes in de schakeling zijn gelijk. Welke schakeling geeft meer licht?
A
Schakeling I
B
Schakeling II
C
Ze geven geen licht
D
Schakeling I en II
Slide 30 - Quizvraag
Bereken de de stroomsterkte door de spanningsbron.