Klas 2 week 38 les 2 passé composé toepassen

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Bienvenu! (Welkom!)

Ga volgens de vaste klasopstelling zitten

Je gaat nieuwe Franse woorden leren!

Werkvorm: individueel 

Geluidsniveau: stil

Wat ga je doen? 

Ga in het digitale lesmateriaal

 

SlimStampen

Chapitre 1

Vocabulaire  E

en oefen/leer de nieuwe woorden van dit hoofdstuk

Weektaak

Vorige week afgerond?

Deze week genoteerd in planagenda?

Lesdoelen/buts

Aan het eind van de les:

- heb ik de passé composé geleerd van de onregelmatige werkwoorden

avoir = hebben

être = zijn

faire = doen/maken

le Passé Composé

Passé Composé : 2 delen

- Deel 1: het werkwoord AVOIR

j'ai

tu as

il / elle / on a

nous avons

vous avez

ils / elles ont

je hebt

1. j'ai
2. tu a
3. je ai
4. tu as

Wij hebben

1. nous sommes
2. nous allons
3. nous avons
4. nous faisons

U heeft

1. Vous avez
2. vous allez
3. vous êtes
4. vous faites

Passé Composé : 2 delen

- Deel 2: het voltooid deelwoord (stam = é)

Jouer -> jou -> joué

Danser -> dans -> dansé

Aimer -> aim -> aimé 

Regarder -> regard -> regardé

Wat viel op aan het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden op -ER?:

1. eindigen allemaal op é
2. eindigen allemaal op iets anders
3. eindigen allemaal op ée
4. zien er leuk uit

Zoals ik al zei: heel simpel die Passé Composé

Men neemt:

1. een vorm vh ww 'avoir'   +   2. het VD van het ww

        

                                    joué,                 dansé, regardé, aimé, parlé

                             travaillé, ...

Faites attention!

Verbes irréguliers: Onregelmatige ww.

- faire -> fait : Tu as fait des photos? = Heb je foto's gemaakt?

Ik heb gedaan.

1. Je fais
2. J'ai fais
3. Je fait
4. J'ai fait

Zij heeft gedaan.

1. Elle a fait
2. Elle a faité
3. Elle fait
4. Elle a fais

Jullie hebben gedaan.

1. Vous avez fais
2. Vous aves fait
3. Vous avez faité
4. Vous avez fait

Je hebt gedaan

1. tu as fais
2. tu a fait
3. tu fais
4. Tu as fait

Zij hebben gedaan.

1. Il ont fait
2. On a fait
3. Ils avez fait
4. Ils ont fait

Wij hebben gedaan(nous - faire).
hoofdletter en .

Jij hebt gedaan(faire).
hoofdletter en .

Zij hebben gedaan(Ils - faire).
hoofdletter en .

Zij heeft gedaan (faire).
hoofdletter en .

J'ai fait.

Vous avez fait.

Elles ont fait.

On a fait.

Tu as fait.

Ik heb gedaan.

U heeft gedaan.

Zij hebben gedaan.

Men heeft gedaan. 

Jij hebt gedaan.

des questions?

Klaar? Ga zelfstandig aan de slag met de weektaak

In stilte werken zolang de timer loopt.

Evaluatie/reflectie les

Klassikaal door docent:

* Zijn er nog vragen?

* Wat ging goed/wat kan beter?

Leerdoelen behaald?

* LessonUp/lesopdracht nog niet (helemaal) afgerond? Noteer dit in jouw agenda/planner en/of kom langs in een Daltonuur