10-02 H4 Les pronoms personnels

Programme du cours de mardi 9/2
Sujet: 
1. la meilleure innovation de ces derniers temps (description, fonctionnalité(s), influence sur notre vie, ton opinion)
  • Comment utiliser les sources de la méthode
  • Rétroaction à propos des réactions du cours de lundi.

2. l'innovation la plus inutile ou la plus inquiétante (description, fonctionnalité(s), influence sur notre vie, ton opinion (aspects positifs et négatifs)
Bienvenue au cours 
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Programme du cours de mardi 9/2
Sujet: 
1. la meilleure innovation de ces derniers temps (description, fonctionnalité(s), influence sur notre vie, ton opinion)
  • Comment utiliser les sources de la méthode
  • Rétroaction à propos des réactions du cours de lundi.

2. l'innovation la plus inutile ou la plus inquiétante (description, fonctionnalité(s), influence sur notre vie, ton opinion (aspects positifs et négatifs)
Bienvenue au cours 

Slide 1 - Tekstslide

Mardi, le 10 février 2025 (cours 1)
K: Lezing Les pronoms personnels
Z: Au travail:
1 leren vocabulaire A,B & C
2 maken ex. 11, 13, 20, 24 (pour jeudi, le 13 février)
    maken ex. 23, 33, 36, 37 (pour mardi, le 18 février)
3 voorbereiden je mondeling (la production orale)

Slide 2 - Tekstslide

Mardi, le 10 février 2025 (cours 2)
K: Herhaling La négation & les verbes 
Z: Au travail
1 leren vocabulaire A,B & C
2 maken ex. 11, 13, 20, 24 (pour jeudi, le 13 février)
    maken ex. 23, 33, 36, 37 (pour mardi, le 18 février)
3 voorbereiden je mondeling (la production orale)

Slide 3 - Tekstslide

Vertaal in het Frans
1. Zij beoordeelt niemand.
2. Ik heb nog geen examen gedaan.
3. Ik ben niet goed in wiskunde.
4. Hij begrijpt niets.
5. Niets is onmogelijk. 
6. Ik zie niemand. 
7. Ik heb niemand gezien. 

Slide 4 - Tekstslide

Vertaal in het Frans
1. Elle ne juge personne. 
2. Je n'ai pas encore passé mon bac.
3. Je ne suis pas fort en mathématiques. 
4. Il ne comprend rien.
5. Rien est impossible.
6. Je ne vois personne. 
7. Je n'ai vu personne. 

Slide 5 - Tekstslide

Mardi, le 10 février 2025
Les devoirs étaient: Leren vocabulaire A,B, la négation et les verbes irréguliers (apprendre, croire et devenir)
 
Les devoirs seront:
maken ex. 11, 13, 20, 24 (pour jeudi, le 13 février)
 

Slide 6 - Tekstslide

Objectifs: 
Aan het eind van deze les: 

  • Weet je hoe je de verschillende soorten persoonlijke voornaamwoorden in het Frans moet vertalen
  • Weet je waar je de persoonlijke voornaamwoorden in de Franse zin moet plaatsen

Slide 7 - Tekstslide

Geef voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden in het Nederlands

Slide 8 - Woordweb

Onderwerp / Lijdend voorwerp / Meewerkend voorwerp 

  • Mijn zus geeft haar zoon een game voor zijn verjaardag.

  • Zij geeft hem een game voor zijn verjaardag.

  • Zij geeft het hem voor zijn verjaardag.

Slide 9 - Tekstslide

Onderwerp: Vraag aan jezelf wie of wat + persoonsvorm

Lijdend voorwerp: wie / wat + onderwerp + gezegde.

Meewerkend voorwerp:  aan wie/ voor wie + gezegde + onderwerp (+ lijdend voorwerp)?

Slide 10 - Tekstslide

Jean donne un cadeau à sa copine.
Welk woord is het onderwerp?

Slide 11 - Open vraag

Jean donne un cadeau à sa copine.
Welk woord is het lijdend voorwerp?

Slide 12 - Open vraag

Jean donne un cadeau à sa copine.
Welk woord is het meewerkend vw.?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Je regarde la télé
A
Je la regarde
B
Je le regarde
C
Je lui regarde

Slide 19 - Quizvraag

Elle rend visite à sa tante
A
Elle la rend visite
B
Elle le rend visite
C
Elle lui rend visite

Slide 20 - Quizvraag

On invite les élèves de la classe
A
On l'invite
B
On lui invite
C
On les invite
D
On leur invite

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Floor donne la lettre à son petit ami.
Vervang la lettre
A
Floor la donne à son petit ami.
B
Floor lui donne à son petit ami.
C
Floor donne la à son petit ami.

Slide 23 - Quizvraag

Floor donne la lettre à son petit ami.
Vervang à son petit ami
A
Floor la donne la lettre.
B
Floor le donne la lettre.
C
Floor lui donne la lettre.

Slide 24 - Quizvraag

Floor va donner la lettre à son petit ami.
Vervang la lettre
A
Floor va la donner à son petit ami.
B
Floor va le donner à son petit ami.
C
Floor la va donner à son petit ami.

Slide 25 - Quizvraag

Vervoeg:
apprendre - présent - il
timer
0:25

Slide 26 - Open vraag

Vervoeg:
apprendre - imparfait - nous
timer
0:25

Slide 27 - Open vraag

Vervoeg:
apprendre- passé composé - il
timer
0:25

Slide 28 - Open vraag

apprendre - conditionnel - vous
timer
0:25

Slide 29 - Open vraag

Vervoeg:
croire - présent - tu
timer
0:25

Slide 30 - Open vraag

Vervoeg:
croire - imparfait - nous
timer
0:25

Slide 31 - Open vraag

Vervoeg:
croire - passé composé - elles
timer
0:25

Slide 32 - Open vraag

Vervoeg:
croire - futur simple - vous
timer
0:25

Slide 33 - Open vraag

croire - conditionnel - je
timer
0:25

Slide 34 - Open vraag

Vervoeg:
devenir - présent - tu
timer
0:25

Slide 35 - Open vraag

Vervoeg:
devenir - imparfait - nous
timer
0:25

Slide 36 - Open vraag

Vervoeg:
devenir - passé composé - elles
timer
0:25

Slide 37 - Open vraag

Vervoeg:
devenir - futur simple - tu
timer
0:25

Slide 38 - Open vraag

Vervoeg:
devenir - conditionnel - il
timer
0:25

Slide 39 - Open vraag