Discussiëren met argumenten
A -> Argument: "Mijn argument is..."
U -> Uitleg:
1. Leg uit waarom: "Omdat..." "Want..."
2. Leg uit waarom het goed/ slecht of
een voordeel/ nadeel is: "Dit is goed/ slecht want..."
B -> Bijvoorbeeld: "Stel je voor dat...", "Uit onderzoek is gebleken dat..."