Examentraining Frans 5H/6V

Examentraining Frans

\
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Examentraining Frans

\

Slide 1 - Tekstslide

Leesvaardigheid inhoud examen
Een examen
  • duurt 2,5 uur, dus 150 minuten
  • bestaat uit ongeveer 45 opgaven verdeeld over 13 à 14 teksten
  • dat betekent dus net iets meer dan 3 minuten per opgave
  • is grotendeels in het Frans met gesloten vragen (juist/onjuist - meerkeuze - gaten)
  • open vragen zijn in het Nederlands gesteld en worden ook in het Nederlands beantwoord


Slide 2 - Tekstslide

Leesvaardigheid tips & tricks
In de basis moet je: 
  • Grote lijn van het verhaal kunnen volgen
  • Signaalwoorden herkennen en analyseren - verband opmaken
  • Mening van "experts" begrijpen en kunnen benoemen
  • Voorbeelden herkennen - als extra ondersteuning van de essentie
  • Foute antwoorden herkennen

Als dit allemaal redelijk lukt kun je uitkomen op een 5,5 à 6 

Slide 3 - Tekstslide

Leesvaardigheid tips & tricks
Hoger cijfer dan een 6: 
wordt bepaald door vocabulairekennis, kennis van land en volk, algemene kennis en analytisch denken 

(bijvoorbeeld: foute antwoorden herkennen, typen vragen herkennen, signaalwoorden spotten, context kunnen duiden)

Slide 4 - Tekstslide

Wat is jouw gevoel over het examen Frans?
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Poll

Slide 6 - Tekstslide

1. Juist / onjuist-vragen
Bij juist / onjuist-vragen moet je van meerdere - meestal drie - beweringen nagaan of ze overeenkomen met een deel van de tekst / een alinea.

1. Lees de beweringen en markeer kernwoorden.
2. Zoek het tekstgedeelte op. 
3. Vergelijk het met de beweringen. De beweringen staan meestal in volgorde van de tekst. LET OP DE GEMARKEERDE KERNWOORDEN EN/OF SYNONIEMEN VAN DEZE WOORDEN
4. De bewering is alleen juist als hij volledig klopt. 
5. Kun je niets vinden over één van de beweringen? Dan is deze bewering onjuist.

Slide 7 - Tekstslide

Oefenen met juist/onjuist
- Maître des murs, (2017, II) vraag 17, link  
- Cloner une grotte (2017, II),  vraag 22, link
- De l'urine dans la piscine (2022, I)  vraag 37, link
- 42, l'école informatique du futur, (2018, II)  vraag 16, link
- La brasserie la plus mythique de Paris  (2022, I) vraag 7, link
----------------------------------------------------------------------------------------------------------- Macarons, (2016, II), link
- Selfies de singe, (2017, II) link
- Le pessimisme ne sert à rien, (2018, II) vraag 14, link
- Ce que la lecture fait au cerveau, (2018, II) vraag 31, link
- Fans de BD (2022, I), vraag 37, link
5H
6V

Slide 8 - Tekstslide

2. Meerkeuzevragen -optie 1
Ongeveer 2/3 van de examenvragen is meerkeuzevragen. Vaak gaan deze over details, maar ook over globale inhoud (wat is waar) of de functie (waartoe dient...). Het is afhankelijk van de vraag welke optie je het best kunt toepassen. 

1. Lees de meerkeuzevraag en bepaal de kernwoorden
2. Zoek het tekstgedeelte op. 
3. Zoek daar de aanwijzingen die belangrijk zijn voor het beantwoorden van de vraag. Onderstreep die aanwijzingen in de tekst. Let op SYNONIEMEN en STRUCTUURWOORDEN. 
4. Zoek pas een woord op in de antwoorden als je nog geen antwoord kunt vinden. 
5. Als je niet direct het juiste antwoord op de vraag kunt vinden tussen de gegeven mogelijkheden, pas dan de eliminatiemethode toe >>> onjuiste antwoorden wegstrepen.

Slide 9 - Tekstslide

2. Meerkeuzevragen -optie 2
Ongeveer 2/3 van de examenvragen is meerkeuzevragen. Vaak gaan deze over details, maar ook over globale inhoud (wat is waar) of de functie (waartoe dient...). Het is afhankelijk van de vraag welke optie je het best kunt toepassen. 
1. Lees de meerkeuzevraag, ZONDER de antwoorden.  
2. Zoek het tekstgedeelte op. 
3. Onderstreep aanwijzingen in de tekst. Let op STRUCTUURWOORDEN.
4. Geef in je eigen woorden antwoord op de vraag.
5. Vergelijk de antwoordopties met jouw eigen antwoord. 
6. Zoek pas een woord op in de antwoorden als je nog geen antwoord kunt vinden. 
7. Als je niet direct het juiste antwoord op de vraag kunt vinden tussen de gegeven mogelijkheden, pas dan de eliminatiemethode toe >>> onjuiste antwoorden wegstrepen.

Slide 10 - Tekstslide

4. Zit er een onzinantwoord tussen?



Slide 11 - Tekstslide

Oefenen met meerkeuze
5H:
- Dans les coulisses du Festival de Cannes (2016, II): vraag 15 + 21 + 22, link
- L'Atelier du Griffon (2017, I): vraag 19 + 20, link
- La brasserie la plus mythique de Paris (2022, I) vraag 5 + 6, link
- La boule de pétanque Obut  (2022, I): vraag 2 + 3 + 4, link 

6V:
- Dur, dur, d'être écolo (2013, I): vraag 4 + 8, link
- L'école qui dit non (2018, II): vraag 2 + 3, link
- Le touriste, aubaine et menace (2022, I): vraag 14 + 15 + 16, link 
- Mieux vaut passer à table! (2022, I): vraag 32 + 33 + 34, link 

Slide 12 - Tekstslide

3. Gatenvraag 
Er zijn 2 typen gatenvragen: structuurwoorden en overige woorden. Voor je aanpak maakt het niet uit wat voor een vraag het is. Voor je slagingskansen op de structuurwoorden, moet je deze kennen. Leer ze uit je hoofd!

1. Lees de alinea snel globaal. Zorg ervoor dat de grote lijn van de alinea duidelijk is.
2. Lees de zin waarin de open plek voorkomt nauwkeurig door. Lees ook het tekstgedeelte vóór en ná de open plek.
3. Bepaal welk verband er is tussen het deel vóór en ná de open plek.
4. Verzin zelf een woord dat je passend lijkt op deze open plek.
5. Vertaal de antwoordopties in het Nederlands en kies het woord dat het meeste lijkt op het woord dat je zelf had bedacht.
6. Controleer je antwoord door het gekozen woord in de zin in te vullen en te kijken of deze past. Bij twijfel loop je de overige antwoorden ook na. Vul ze allemaal een keer in in de zin. 

Slide 13 - Tekstslide

Op zoek naar verbanden? Tips...
- Staat de open plek aan het einde van de alinea? Dan zou een signaalwoord dat een opsommend verband aangeeft niet logisch zijn. Een signaalwoord dat een concluderend verband aangeeft (bref, pour conclure, donc) zou in dit geval logischer zijn.
- Staat de open plek na een zin waarin een bewering wordt gedaan? Dan zou het kunnen dat deze bewering door middel van een voorbeeld geïllustreerd wordt (par exemple, ainsi, comme) of dat er een uitleg wordt gegeven voor deze bewering (car, parce que, c'est pourquoi)
- Staat de open plek aan het begin van een alinea? Dan is de kans groot dat het een tegenstelling betreft. In de voorgaande alinea wordt dan waarschijnlijk iets verteld, waar je nu een tegenargument op krijgt. 

Slide 14 - Tekstslide

Gatenvragen - overig
Soms komt het voor dat je in een gat GEEN structuurwoord, moet plaatsen, maar een ander woord. 
- Bepaal eerst om wat voor een type woord het gaat: past er een zelfstandig naamwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord? 
- Let in de tekst voor en na het gat op woorden die bij elkaar horen qua thema: zie je veel positieve/negatieve woorden? Woorden die bij een onderwerp horen? Bepaal ook hier weer hoe de delen voor en na het gat zich tot elkaar verhouden. 


Slide 15 - Tekstslide

Oefenen met gatenteksten
- Le manga (2022,I): vraag 10, link
- L'Atelier du Griffon (2017, I): vraag 18, link
- L'alcool interdit dans les ... (2022, I): vraag 42, link
- Manger ou boire pendant les cours (2014, II): vraag 1, link
- Do you speak touriste? (2016, I): vraag 41 + 43, link
----------------------------------------------------------------------------------------------------------
- Au champ d'honneur (2017, II): vraag 2, link
- Victimes du stress maternel (2014, I): vraag 2, link
- Avec vue sur l'espace (2014, I): vraag 44, link 
- Tout nu pour la bonne cause (2022, I): vraag 10 + 11, link
- Le pessimisme ne sert à rien (2018, II): vraag 15 + 18 + 19, link 
5H
6V

Slide 16 - Tekstslide

4. Open vragen
Open vragen worden in het Cito-examen altijd in het Nederlands gesteld. Je beantwoordt deze vragen ook in het Nederlands, tenzij er om een citaat gevraagd wordt uit de tekst.

Er zijn drie soorten open vragen die je kunt tegenkomen in het examen:
- open vraag waarbij je in het Nederlands een antwoord moet formuleren
- open vraag waarbij je antwoordt met een citaat uit de tekst
- open vraag waarbij je één gegeven (bijvoorbeeld de naam van een persoon) moet geven

Slide 17 - Tekstslide

Open vragen: aanpak
1. Lees de open vraag nauwkeurig. Vertaal eventuele citaten. 
2. Ga na welke informatie wordt gevraagd in de opdracht en benoem dit voor jezelf. Bedenk vervolgens naar wat voor soort informatie je moet zoeken in de tekst. Structuurwoorden (oorzaak, voorbeeld)? Woorden met een positieve of negatieve strekking? Een bepaald thema?
3. Ga vervolgens op zoek naar die informatie in de tekst en onderstreep het tekstgedeelte waar je denkt dat het antwoord zich bevindt.
4. Formuleer je antwoord.
- Als je in het Nederlands een antwoord moet formuleren, vertaal je eerst letterlijk het tekstgedeelte. Zet daarna de letterlijk vertaalde zin om naar een lopende zin in correct Ned.
- Als er om een citaat wordt gevraagd, schrijf je de eerste (twee) woorden van het citaat op.
- Als er om één gegeven wordt gevraagd, schrijf je alléén dat ene gegeven op.

Slide 18 - Tekstslide

Oefenen met open vragen
- Bise, bisou, baiser (2014, II): vraag 38 + 40, link
- Le cimetière du Père-Lachaise (2014, I): vraag 3, link
- Bruxelles, capitale de l'Art nouveau (2014, I): vraag 27 + 31, link
- Un orchestre pas comme les autres (2017, II): vraag 1, link
- Mauvaise note pour les profs (2013, II): vraag 25 + 27, link
----------------------------------------------------------------------------------------------------------
- Duralex, un verre bien trempé (2014, II): vraag 1 + 2 + 3, link
- Burlington en français (2014, II): vraag 23, link
- Découverte d'une copie de la Joconde (2014, II): vraag 46, link
- La cuisine française au patrimoine de l'Unesco (2013, II): vraag 3 + 5, link
- Attention, les amateurs de football! (2013, II): vraag 40 + 41, link


5H
6V

Slide 19 - Tekstslide

TIPS & TRUCS

om in te zetten bij het eindexamen Frans

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide