H1 Opbrengsten

• Bedrijfseconomie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

H1 Opbrengsten

Leerdoelen:

• handel-dienst-productie bedrijven
• opbrengsten verschillende ondernemingen berekenen
• Excl-incl BTW berekeningen
• verschil tussen product en dienst kunnen duiden

Omzet Handelsonderneming

Opbrengst=omzet=afzet x verkoopprijs (excl BTW)

Let op consumenten (verkoop)prijs is altijd inclusief BTW

Brutowinstopslag = % van de inkoopprijs(=kostprijs =100%)

Bruto(Winst)marge = % van de verkoopprijs (verk.prijs=100%)

Omzet dienstenonderneming

Tarief per gewerkt uur:

Gefactureerd tarief = arbeidsuurtarief + opslag overige bedrijfskosten

Omzet = gefactureerd tarief x aantal gewerkte uren 

( Soms vaste prijsafspraak voor aangenomen werkzaamheden )

Winst dienstenonderneming

ZZP/eenmanszaak (loonkosten niet bedrijfskosten)

     Omzet                     ( gefactureerd tarief x Qu )                                        

-/- Bedrijfskosten                                                                                                 

Nettowinst               ( arbeidsuurtarief x Qu )                                     

Winst dienstenonderneming

BV (loonkosten in bedrijfskosten)

     Omzet                    (gefactureerd tarief x Qu)                                     

-/- Bedrijfskosten  (arbeidsuurtarief+opslag bedrijfskosten)xQu                                                                                              

Nettowinst               (winstopslag x Qu)                                         

Let op dit heet doorgaans Brutowinstmarge

omzet : afzet

Wat hoort bij elkaar:

afzet × inkoopprijs =

omzet : verkoopprijs

verkoopprijs

afzet

inkoopwaarde

Inkoopprijs

Brutowinstmarge +

Verkoopprijs excl. btw

Btw +

Consumentenprijs
(verkoopprijs incl. btw)

Het berekenen van de verkoopprijs

=

+

A

B

C

verkoopprijs

inkoopprijs

brutowinstmarge

Commerciele dienstverlening behoort tot de ......

1. Primaire sector
2. Secundaire sector
3. Tertiaire sector
4. Quartaire sector

Diensten zijn minder/meer heterogeen dan goederen

1. Minder
2. Meer

Wat gebruiken dienstenondernemingen voor hun voorraadsysteem?

1. Fifo
2. Lifo
3. VVP
4. Geen voorraadsysteem

Het percentage arbeidskosten in een dienstenonderneming is lager/hoger

1. Lager
2. Hoger

Kostprijs: € 4,00. Brutowinstopslag: 20%.
BTW 21%. De consumentenprijs is

1. € 5,80
2. € 5,81
3. € 5,85
4. € 5,75

De kostprijs van een scooter is €950,-. De brutowinstmarge is 45%, de btw is 21%.
Wat wordt de brutoverkoopprijs?

1. 1727,27
2. 2090
3. 1666,78
4. 1377,50

950/100 x 45 = 427,50 (brutowinst)

950 + 427,50 = 1377,50 (nettoverkoopprijs)

1377,50/100 x 21 = 289,28 (btw)

1377,50 + 289,28 = 1666,78 (brutoverkoopprijs)

Brutoverkoopprijs en consumentenprijs is hetzelfde!

De kostprijs van een jas is €60. De brutowinstopslag is 40% van de verkoopprijs. Wat is de consumentenprijs? BTW = 21%

1. €84
2. €101,64
3. €181,50
4. €121,00