1. Ik kan regelmatige werkwoorden vervoegen in de subjuntivo
2. Ik weet wanneer de subjuntivo gebruikt wordt
3. Ik kan aan een woord of uitdrukking zien of het een wil/advies/wens/voorkeur/twijfel of onpersoonlijke uitdrukking van mening weergeeft
4. Ik kan in een zin de subjuntivo herkennen en aangeven waarom de subjuntivo gebruikt wordt
5. Ik kan in een zin de subjuntivo correct vervoegen