5.1 Wat voeren we uit?

Hoofdstuk 5: Nederland Handelsland
Hoofdstuk 4
Paragraaf 1
Hoofdstuk 5: Nederland Handelsland
Paragraaf 1: Wat voeren we uit?
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5: Nederland Handelsland
Hoofdstuk 4
Paragraaf 1
Hoofdstuk 5: Nederland Handelsland
Paragraaf 1: Wat voeren we uit?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je uitleggen:

  • wat export Nederland oplevert​
  • waarom Nederland importeert​ 
  • welke invloed de wisselkoers op import en export heeft.
LEERDOELEN

Slide 2 - Tekstslide

Welke producten die jij gebruikt komen uit het buitenland? En weet je ook uit welk land?

Slide 3 - Open vraag

Waarom denk je/wat kunnen redenen zijn dat Nederland die producten uit het buitenland exporteert?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Handelsland
Nederland is een echt handelsland. Nederland is afhankelijk van internationale handel. ​



We exporteren (uitvoer): we verkopen goederen en diensten aan buitenlandse bedrijven en personen.​



We importeren (invoer): we kopen goederen en diensten uit het buitenland. ​

Slide 7 - Tekstslide

Import en export


De import van goederen en diensten kost ons geld

Die import kunnen we betalen met de opbrengst van onze export, want de export levert ons geld op

Slide 8 - Tekstslide

Exporteren

Slide 9 - Tekstslide

Wat is import en export?

Slide 10 - Open vraag

Welke woorden horen op de stippellijn?

Export betekent dat Nederland goederen en diensten aan het buitenland ..................

Nederland ..................... hiervoor geld uit het buitenland.


A
verkoopt, ontvangt
B
Koopt, betaald
C
Koopt, ontvangt
D
Verkoopt, betaald

Slide 11 - Quizvraag

In totaal exporteert Nederland voor 90 miljard. Aan België exporteert Nederland 7,5 miljard.​

Hoeveel product van de totale export gaat naar België?​
Let op gebruik hiervoor een verhoudingstabel

Slide 12 - Open vraag

Wederuitvoer
Goederen die we eerst invoeren en daarna doorverkopen aan het buitenland.

De ingevoerde producten zijn dan maar kort in het bezit van een Nederlands bedrijf en worden daarna doorverkocht aan het buitenland.

Slide 13 - Tekstslide

Bij doorvoer worden goederen in Nederland geproduceerd voor de buitenlandse markt.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Doorvoerhandel zorgt voor banen bij Nederlandse transportbedrijven.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Doorvoerhandel levert voor Nederland geen inkomsten op.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Bij doorvoer worden goederen geïmporteerd en daarna weer geëxporteerd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Noord-Korea heeft een gesloten economie

Of Noord-Koreanaar verhouding veel met het buitenland handelt kun je meten m.b.v. de export- en importquote.
Gesloten economie

Slide 18 - Tekstslide

Nederland heeft een open economie

Of Nederland naar verhouding veel met het buitenland handelt kun je meten m.b.v. de export- en importquote.
Open economie

Slide 19 - Tekstslide

import- en exportquote
Het percentage van de totale importwaarde of exportwaarde ten opzichte van het nationaal inkomen.

Slide 20 - Tekstslide

Het nationaal inkomen van een land is € 785 miljard. De importwaarde is € 456 miljard. Bereken de importquote.

Slide 21 - Open vraag

Redenen om te importeren
We importeren bepaalde producten:​


  • Ons klimaat is niet geschikt  om bepaalde landbouwproducten te verbouwen

  • Als die in het buitenland goedkoper of van betere kwaliteit gemaakt kunnen worden​


  • Als bepaalde grondstoffen niet of weinig voorkomen in Nederland

  • Nederlandse consumenten willen een ruimere keuze aan producten

Slide 22 - Tekstslide

Betalingsbalans
De betalingsbalans is een overzicht van alle betalingen aan het buitenland en alle ontvangsten uit het buitenland.

Daarop staat:​
  • de totale uitvoerwaarde (ontvangsten) van de geëxporteerde goederen en diensten.

  • de totale invoerwaarde (betalingen) van de geïmporteerde goederen en diensten. 

Slide 23 - Tekstslide

Betalingsbalans
Positief saldo
Als onze totale uitvoerwaarde groter is dan de invoerwaarde, heeft Nederland een overschot op de betalingsbalans.​

 ​



Negatief saldo​

Als een land meer importeert dan exporteert, dan is er een tekort op de betalingsbalans. ​

Slide 24 - Tekstslide


1. Voor hoeveel heeft Nederland uitgevoerd?
2. Voor hoeveel heeft Nederland ingevoerd?
3. Hebben ze een overschot of een tekort? En van hoeveel?

Slide 25 - Open vraag

Wisselkoers
Veranderingen in de wisselkoers van de euro ten opzichte van die vreemde valuta hebben invloed op de internationale handel.​



Als de wisselkoers van de euro daalt ten opzichte van vreemde valuta, dan is dat gunstig voor onze export van producten, maar ongunstig voor de import van producten.​

Slide 26 - Tekstslide

Als de wisselkoers van de euro daalt,
dan wordt onze internationale concurrentiepositie ...
A
slechter.
B
beter.

Slide 27 - Quizvraag

Een voordeel van meer export is ...
A
dat de werkgelegenheid daalt.
B
dat de werkgelegenheid stijgt.

Slide 28 - Quizvraag

Wat is geen vorm van internationale handel?
A
Nederland verkoopt aan China
B
Duitsland koopt van Nederland
C
Brussel koopt van Londen
D
Amsterdam verkoopt aan Eindhoven

Slide 29 - Quizvraag

Werderuitvoer is 194,5 miljard

Totaal uitvoer goederen is 431,4 miljard

Bereken de wederuitvoer.
A
45,1%
B
45,10%
C
45,2%
D
45,20%

Slide 30 - Quizvraag

Als twee of meer landen met elkaar handelen noem je dat:
A
importeren
B
exporteren
C
internationale handel
D
buitenlandse zaken

Slide 31 - Quizvraag

Als wij iets verkopen naar het buitenland noem je dat:
A
Importeren
B
Exporteren
C
internationale handel
D
verkopen

Slide 32 - Quizvraag

Als je in Duitsland naar de kapper gaat is dat:
A
Importeren
B
Exporteren

Slide 33 - Quizvraag

Veel handelen met het buitenland heet:
A
open economie
B
gesloten economie
C
internationale economie
D
nationale economie

Slide 34 - Quizvraag

De handelsbalans geeft de waarde weer van de:
A
geïmporteerde en geëxporteerde goederen
B
geïmporteerde en geëxporteerde diensten
C
geïmporteerde en geëxporteerde goederen en diensten

Slide 35 - Quizvraag

Als de waarde van de geïmporteerde goederen groter is dan de waarde van de geëxporteerde goederen heb je:
A
een overschot op de handelsbalans
B
een tekort op de handelsbalans
C
een evenwicht op de handelsbalans

Slide 36 - Quizvraag

Als de wisselkoers van de euro stijgt, dan ...
(twee antwoorden zijn goed)
A
wordt de euro duurder voor het buitenland.
B
dan wordt de euro goedkoper voor het buitenland.
C
is de euro meer waard in het buitenland.
D
is de euro minder waard in het buitenland.

Slide 37 - Quizvraag

Een verandering van de wisselkoers heeft gevolgen voor de import en export
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quizvraag

Nederlanders houden graag vakantie in het buitenland. Als ze met een buitenlandse vliegmaatschappij reizen dan is er sprake van:
A
export van goederen.
B
export van diensten.
C
import van goederen.
D
import van diensten.

Slide 39 - Quizvraag

Wat zijn kenmerken van een land met een open economie?
A
Weinig invoer (import) en uitvoer (export) in verhouding tot de productie.
B
Veel invoer (import) en veel uitvoer (export) in verhouding tot de productie.

Slide 40 - Quizvraag

Het voordeel van import voor de Nederlandse consument is ...
A
meer keuze in goederen en diensten.
B
minder keuze in goederen en diensten.

Slide 41 - Quizvraag

2. Een Amerikaanse toerist vliegt met KLM naar Nederland. Is dit voor Nederland import of export?
A
Export , want wij leveren diensten aan het buitenland
B
Export, want er gaan personen naar het buitenland
C
Import, want het buitenland levert diensten aan ons
D
Import, want er komen personen naar ons land

Slide 42 - Quizvraag

Aan de slag
Wat: Maken paragraaf 5.1
Wie: Individueel
Hoe: Stilte (mits je een vraag hebt)
Vraag?: Stel hem eerst aan je buurman/buurvrouw
Tijd: 15 minuten

Klaar: Vraag mij voor de volgende opdracht

Slide 43 - Tekstslide