Werkwoorden lange klank

Werkwoorden lange klank
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Werkwoorden lange klank

Slide 1 - Tekstslide

Wonen
Hier hoor je een ______ klank.
A
korte
B
lange
C
twee

Slide 2 - Quizvraag

Spelen
Hier hoor je een _____ klank.
A
korte
B
lange
C
twee

Slide 3 - Quizvraag

Pakken
Hier hoor je een _____ klank.
A
korte
B
lange
C
twee

Slide 4 - Quizvraag

Ruiken
Hier hoor je een _____ klank.
A
korte
B
lange
C
twee

Slide 5 - Quizvraag

Spellen
Hier hoor je een _____ klank.
A
korte
B
lange
C
twee

Slide 6 - Quizvraag

Eisen
Hier hoor je een ______ klank.
A
korte
B
lange
C
twee

Slide 7 - Quizvraag

Schrijven
Hier hoor je een _______ klank.
A
korte
B
lange
C
twee

Slide 8 - Quizvraag

Lezen
Hier hoor je een ______ klank.
A
korte
B
lange
C
twee

Slide 9 - Quizvraag

De stam van spreken is _______
A
sprek
B
spreek
C
sprekk
D
sspreek

Slide 10 - Quizvraag

Het hele werkwoord is wonen. Wat is de stam?

Slide 11 - Open vraag

De stam 
De stam is het hele werkwoord -en.
Bij een lange klank, plak je er dus nog een klinker aan vast. De stam van wonen is won, maar de ik-vorm is woon.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de ik-vorm van wonen?
A
ik won
B
ik woon
C
ik wonnen
D
ik wonen

Slide 13 - Quizvraag

Hij _______ in Nederland.

Slide 14 - Open vraag

Jullie ______ in Tilburg.

Slide 15 - Open vraag

Ansaer ______ in Tilburg.

Slide 16 - Open vraag

Mohamad en Yemen _______ in Brabant.

Slide 17 - Open vraag

Het hele werkwoord is spreken. Wat is de stam?

Slide 18 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van spreken?
A
ik spreken
B
ik spreeken
C
ik spreek
D
ik sprek

Slide 19 - Quizvraag

Ik _______ Nederlands.

Slide 20 - Open vraag

Armando _______ Roemeens.

Slide 21 - Open vraag

De leerlingen ________ goed Nederlands.

Slide 22 - Open vraag

De docenten _______ Nederlands.

Slide 23 - Open vraag

Het hele werkwoord is maken. Wat is de stam?

Slide 24 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van maken?
A
ik mak
B
ik maken
C
ik maak
D
ik maaken

Slide 25 - Quizvraag

Ik ______ de opdracht.

Slide 26 - Open vraag

Wij ______ een appeltaart.

Slide 27 - Open vraag

De leerlingen ______ een pizza.

Slide 28 - Open vraag

Zij ______ haar huiswerk.

Slide 29 - Open vraag

Het hele werkwoord is leren. Wat is de stam?

Slide 30 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van leren?
A
ik leer
B
ik leren
C
ik ler
D
ik lerren

Slide 31 - Quizvraag

Ik ______ voor mijn toets.

Slide 32 - Open vraag

Hij _______ voor zijn examen.

Slide 33 - Open vraag

Wij ______ Nederlands.

Slide 34 - Open vraag

De docent ______ Grieks.

Slide 35 - Open vraag

Werkwoorden met een lange klank

Slide 36 - Woordweb