h2 Verbanden

Het geldbedrag is bij de start van ‘het geluid’ € 2500,-. Bij elk verkeerd antwoord van een kandidaat, wordt het geldbedrag € 100,- meer.
De formule die het verband weergeeft tussen het geldbedrag en het aantal verkeerde antwoorden is

geldbedrag = 2500 + aantal verkeerde antwoorden × 100
Hierin is geldbedrag in euro’s.
Na een aantal weken is het geldbedrag € 30 000,-. Elke week kunnen 55 mensen ‘het geluid’ raden.

 Opgave 11: Hoeveel weken is het spel dan al bezig?

A
5,5 weken
B
5 weken
C
50 weken
D
6 weken
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Het geldbedrag is bij de start van ‘het geluid’ € 2500,-. Bij elk verkeerd antwoord van een kandidaat, wordt het geldbedrag € 100,- meer.
De formule die het verband weergeeft tussen het geldbedrag en het aantal verkeerde antwoorden is

geldbedrag = 2500 + aantal verkeerde antwoorden × 100
Hierin is geldbedrag in euro’s.
Na een aantal weken is het geldbedrag € 30 000,-. Elke week kunnen 55 mensen ‘het geluid’ raden.

 Opgave 11: Hoeveel weken is het spel dan al bezig?

A
5,5 weken
B
5 weken
C
50 weken
D
6 weken

Slide 1 - Quizvraag

Charlotte gaat bungeejumpen. Met een sterk en lang elastiek aan haar voeten gebonden, springt ze op grote hoogte van een toren.

Van het eerste deel van haar sprong is een grafiek gemaakt. De grafiek geeft het verband weer tussen de hoogte boven de grond en de tijd na de afsprong.

Opgave 13:
Vanaf welke hoogte is Charlotte gesprongen?

A
64 m
B
65 m
C
66 m
D
20 m

Slide 2 - Quizvraag

Bij een lineair verband kun je altijd een grafiek tekenen. De grafiek heeft altijd ........
A
een kromme lijn
B
een rechte lijn

Slide 3 - Quizvraag

Deze grafiek is een voorbeeld van een ...
A
Periodiek verband
B
Kwadratisch verband
C
Wortelverband
D
Machtsverband

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent oplossen met inklemmen?
A
Bij inklemmen teken je eerst de grafiek en ga je dan opzoek naar de oplossing.
B
Bij inklemmen ga je rekenen met de formule. Denk aan een oude weegschaal.
C
Bij inklemmen gok je het antwoord.
D
Bij inklemmen ga je eigenlijk gewoon steeds een antwoord proberen.

Slide 5 - Quizvraag


wat is de formule bij deze tabel ?
A
aantal = 10 + 2 x bedrag
B
bedrag = 10 + 2 x aantal
C
10 + 2 x aantal
D
geen idee

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de formule bij deze tabel ?
A
prijs = 40 + 20 x tijd
B
prijs = 60 + 20 x tijd
C
prijs = 20 + 40 x tijd
D
tijd = 40 + 20 x prijs

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het begingetal van de formule bij deze grafiek?
A
4
B
0,5
C
2
D
dat kun je niet zien

Slide 8 - Quizvraag


Horen de tabel en grafiek bij deze formule?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

Welke formule hoort er bij de grafiek?
A
Inhoud in L = 600- 400 t
B
Inhoud in L = 600- 200 t
C
Inhoud in L = 600- 3t
D
Inhoud in L = 3 + 600t

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het maximum van deze formule/ bijbehorende grafiek?
A
0
B
0,40
C
10
D
9,60

Slide 11 - Quizvraag



Geef de lineaire formule bij deze grafiek.
A
aantal tegels = 60 + 15 x tijd in minuten
B
aantal tegels = 60 + 30 x tijd in minuten
C
aantal tegels = 60 + 7,5x tijd in minuten
D
aantal tegels = 60 + 60x tijd in minuten

Slide 12 - Quizvraag