In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Dwangmiddelen
- Vrijheidsbenemend
- tegen goederen
- Klassiek
- modern
- steundwangmiddelen
Slide 1 - Tekstslide
Berust op wet in formele zin.
staat inbreuk op bepaalde grondrechten en vrijheden van burgers toe zonder toestemming, zo nodig met proportioneel geweld in het belang van strafvordering.
Vrijheidsbenemend : Maken een inbreuk op je bewegingsvrijheid
- staande houden
- aanhouden
Klassieke:
- in beslag nemen
- betreden van plaatsen
- Doorzoeken
- Onderzoek aan lichaam en kleding
Moderne: BOB middelen
Telefoontap - pseudokoop
Steundwangmiddelen - wordt ingezet om iets anders mogelijk te maken. Bijvoorbeeld betreden plaatsen om een aanhouding mogelijk te maken.
Opdracht
Maak een overzicht van strafrechtelijke dwangmiddelen (minimaal 5)
Zoek het volgende op:
Wat is het?
Wat is het doel?
Welke vorm? Vrijheidsbenemend- Klassiek- modern - steun
Slide 2 - Tekstslide
Middelen die bij een strafrechtelijk onderzoek kunnen worden gebruikt tegen de wil van de verdachte. Bijvoorbeeld: fouilleren, afluisteren, huiszoeking
Pressiemiddelen ter uitoefening van bestuursdwang om naleving van wettelijke voorschriften te bewerkstelligen.
Strafrechtelijke dwangmiddelen zijn juridische instrumenten die door de politie en het Openbaar Ministerie kunnen worden gebruikt tijdens een strafrechtelijk onderzoek. Hieronder vindt je een overzicht van de meest voorkomende strafrechtelijke dwangmiddelen:
Aanhouding: de verdachte wordt aangehouden en vastgehouden op het politiebureau of in de cel. Dit kan gebeuren om te voorkomen dat de verdachte vlucht of om de verdachte te verhoren.
Inbeslagname: de politie kan goederen in beslag nemen als deze relevant zijn voor het strafrechtelijk onderzoek. Dit kunnen bijvoorbeeld drugs, wapens of gestolen goederen zijn.
Huiszoeking: de politie kan een woning of andere locatie doorzoeken als er aanwijzingen zijn dat daar strafbare feiten worden gepleegd. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van geweld om binnen te komen.
Onderzoek aan lichaam en kleding: als er reden is om aan te nemen dat een persoon bewijsmateriaal bij zich draagt, kan de politie het lichaam en de kleding van deze persoon onderzoeken.
DNA-onderzoek: als er aanwijzingen zijn dat een persoon betrokken is bij een strafbaar feit, kan de politie DNA-materiaal afnemen om dit te vergelijken met sporen die op de plaats delict zijn gevonden.
Telecommunicatie-onderzoek: de politie kan communicatie via telefoons en andere elektronische apparaten afluisteren en onderscheppen als er aanwijzingen zijn dat deze communicatie relevant is voor het strafrechtelijk onderzoek.
Voorlopige hechtenis: een verdachte kan in voorlopige hechtenis worden genomen als er redenen zijn om aan te nemen dat hij of zij een strafbaar feit heeft gepleegd en er risico is op vluchtgevaar of herhaling.
Observatie: de politie kan een verdachte observeren om bewijs te verzamelen voor het strafrechtelijk onderzoek.
Verhoor: verdachten kunnen worden verhoord om informatie te verkrijgen over hun betrokkenheid bij een strafbaar feit.
10 Oefenvragen
Waar of Niet waar ...
Slide 3 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Iedereen mag een verdachte staande houden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Niet waar.
Alleen opsporingsambtenaren mogen dat.
Een aangehouden verdachte die zijn naam niet wil opgeven, is strafbaar.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Niet waar.
Hij is niet verplicht zijn identiteitsgegevens mondeling op te geven.
Hij moet wel voldoen aan de vordering zijn id bewijs ter inzage af te geven. Art. 8 Politiewet 2012.
De vier vatbaarheden voor inbeslagname zijn: - waarheidsvinding; - ontrekken aan verbeurdverklaring; - ontrekken aan het verkeer; - aantonen wederrechtelijk verkregen voordeel.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Niet waar.
artikel 94 sv.
- waarheidsvinding;
- verbeurdverklaring;
- ontrekken aan het verkeer;
- aantonen wederrechtelijk verkregen voordeel.
Je mag een auto pas doorzoeken nadat je deze in beslag genomen hebt
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Niet waar.
Inbeslagneming is geen voorwaarde om een auto te mogen doorzoeken
Een verdachte is verplicht te stoppen als je hem een stopteken geeft op grond van artikel 96b Sv.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quizvraag
waar
Als je tijdens de veiligheidsfouillering een scherp voorwerp voelt mag je dit uit de broekzak van de betrokkene pakken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Waar.
Een veiligheidsfouillering is het oppervlakkig aftasten van de kleding. Bij het aantreffen van voorwerpen die gevaar (kunnen) opleveren mag ik deze uit de kleding halen.
Je mag iedereen van wie je het ID bewijs wil zien staande houden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Niet waar.
Het moet gaan om een verdachte
- ik wil identiteitsvragen stellen en zijn id-bewijs onderzoeken
Artikel 52 jo. 27a Sv
Een voorwaarde voor een identiteitsfouillering is dat er sprake is van een verdachte.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Waar,
Er moet sprake zijn van een staande gehouden of aangehouden verdachte.
extra vraag:
Voor een identiteitsfouillering is niet vereist dat de verdachte is aangehouden.
Waar.
Dit mag ook bij een staande gehouden verdachte.
Je mag een afgesloten loods betreden om een gestolen auto in beslag te nemen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quizvraag
waar
Drugs zijn vatbaar voor inbeslagneming op grond van verbeurdverklaring.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Niet waar. Drugs zijn vatbaar voor inbeslagneming om de waarheid aan het licht te brengen en om te onttrekken aan het verkeer.