H3a 1-3-21

lundi premier mars
- chapitre 11 bespreken
- vragen ch. 11 nakijken
- Quiz ch. 11
- bespreken volgende C-werken

- au travail!

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

lundi premier mars
- chapitre 11 bespreken
- vragen ch. 11 nakijken
- Quiz ch. 11
- bespreken volgende C-werken

- au travail!

Slide 1 - Tekstslide

Chapitre 11
1) Waarom lopen Issa en Nathalie naar het bos?
2) Ze rennen weg voor de 3 mannen. Wat gebeurt er bij het wegrennen?
3) Hoe loopt dit hoofdstuk af?

Slide 2 - Tekstslide

Chapitre 11
- Kijk je eigen antwoorden van chapitre 11 na. Verbeter met een andere kleur. 
- Vraag het als je een bepaalde vraag/antwoord niet snapt. 

Slide 3 - Tekstslide

Beantwoord de volgende vragen over chapitre 11

Slide 4 - Tekstslide

Nathalie parle à Issa de Jengo
A
vrai
B
faux

Slide 5 - Quizvraag

Nathalie voit une moto
A
vrai
B
faux

Slide 6 - Quizvraag

Nathalie s'impatiente
A
vrai
B
faux

Slide 7 - Quizvraag

Nathalie parle à Jengo
A
vrai
B
faux

Slide 8 - Quizvraag

Issa croit que Jengo est à Douala.
A
vrai
B
faux

Slide 9 - Quizvraag

Dans la forêt, Issa et Nathalie entendent une moto.
A
vrai
B
faux

Slide 10 - Quizvraag

Dans la forêt, Issa parle à Jengo
A
vrai
B
faux

Slide 11 - Quizvraag

Issa a la jambe cassée
A
vrai
B
faux

Slide 12 - Quizvraag

Nathalie ne peut pas s'échapper parce qu'un homme a un couteau
A
vrai
B
faux

Slide 13 - Quizvraag

Komende C-werken
Maandag 8 maart:
aller, avoir, être, faire, pouvoir, vouloir 
présent, imparfait, p.c.

- Schrijftoetsjes

Slide 14 - Tekstslide

Werkwoorden oefenen
- Ga naar www.verbuga.eu
- Selecteer bij TEMPS: présent + passé composé + imparfait
- Selecteer bij VERBUS IRREGULIERS: aller, avoir, être, faire, pouvoir, vouloir

- Klik op Confirmer en begin met het oefenen van de werkwoorden


Slide 15 - Tekstslide

Les devoirs pour jeudi 4 mars
Goed (her)lezen: chapitre 11
Leren: aller, avoir, être, faire, pouvoir, vouloir (3 tijden)

Slide 16 - Tekstslide