2THF 2.7 les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

• Lezen (10 minuten)
• Doelen
• Theorie
• Opdrachten/huiswerk
• Afsluiting

Welkom bij Nederlands!

Tekst

Mevrouw Muilenburg

Inhoud

• 10 minuten stil lezen
  
• Woord van de week
• Vorig huiswerk: H2.7 opdr. 0 t/m 6
• Vragen?
• Quizje
• Theorie 2.7 herhalen
• Nieuw huiswerk/Opdracht: H2.7 opdr. 7 t/m 12
• Klaar?:  leesboek 2 lezen + creatieve opdrachten
• Afsluiting: woordsoorten

de impact

Een samengestelde zin heeft _____
persoonsvorm(en)

1. 1
2. 2

In een hoofdzin ___________ .

1. staan PV + O naast elkaar + niks ertussen
2. staan PV + O uit elkaar + kan iets tussen

Een nevenschikkend samengestelde zin =

1. BZ + BZ
2. HZ + BZ
3. HZ + HZ
4. BZ + HZ

Nevenschikkende voegwoorden zijn:

1. terwijl, omdat, toen, sinds, hoewel
2. en, maar, of, want

Midas speelt klarinet en Lena speelt trompet.

1. nevenschikkend
2. onderschikkend

Omdat de muziekschool erg ver weg is, gaan ze er met de auto heen.

1. nevenschikkend
2. onderschikkend

De gevierde muzikant vond het leuk dat hij de musicerende kinderen iets kon bijbrengen over het notenschrift

1. nevenschikkend
2. onderschikkend

Wat is het wg?: Wetenschappers hebben zich verdiept in de landing van vliegen op het plafond.

1. hebben verdiept
2. hebben
3. hebben zich verdiept in
4. hebben zich verdiept

Wat is de wg?: Met mijn uitgestrekte armen bescherm ik me tegen de bal.

1. bescherm
2. bescherm me
3. uitgestrekte bescherm
4. bescherm ik

Wat is het wg?: Wij zijn ons aan het bevrijden van het gekriebel aan de kin.

1. zijn ons aan het bevrijden
2. zijn aan het bevrijden
3. zijn bevrijden
4. zijn

Woordsoorten: Wij vergisten ons in de middelste drie antwoorden van die korte toets tijdens de eerste testweek op onze nieuwe school, omdat we niet wisten wie de laatste president van Amerika was.

- lw = 

- bn = zegt iets over zn (kan ervoor of erna)

- zn =

- vz = .......de kast + ....... de pauze

- vw = plakt zinnen aan elkaar  (onderschikkend of nevenschikkend)

- kww = vervangen door worden/blijken/zijn/lijken

- hww = kan niet alleen + helpt inf. + volt dw.

- zww = kan alleen + meeste betekenis (tekenen) + winnaar afvalrace pv

 

Woordsoorten: Met mijn aardige klasgenoten had ik het eerste lesuur afgesproken omdat ik 2 lesuren wilde werken aan ons huiswerk voor dat lastige vak genaamd Spaans.

- wkww = scheert (zich), wast (zich), vergist (zich), etc.

- wvn = zich/me/je/u/ons  (slaat terug op het onderwerp)

- wgv = elkaar/elkaars

- psv = verwijst naar een persoon of iets (hij/zij/ik/jullie/het/etc.)

- bzv = geeft aan van wie/wat zn is (kan ervoor of erna) (zijn/uw/onze/mijn/etc.)

- av = die, deze, dit dat, zulke, welk(e)

- vrv = wie, wat, welke, wat voor een (kan ook zonder vraagzin) --> Ik vroeg me af wie/wat ......etc.

- bhtw = duidelijke hoeveelheid (tien, twaalf, etc.)

- ohtw = onduidelijke hoeveelheid (veel, weinig, etc.)

- brtw = duidelijk op welke rang/volgorde (eerste, tweede, etc.) --> eindigt op -de of -ste

- ortw = onduidelijke op welke rang/volgorde (meeste, minste, etc.) --> eindigt op -de of - ste