2.7 Grammatica zinsdelen les 2

1
1
1
2
2
2
3
3
3
3
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1
1
1
2
2
2
3
3
3
3

Slide 1 - Tekstslide

2.7 Grammatica zinsdelen les 2

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen

- Je weet wat nevenschikking is.

- Je weet wat onderschikking is.

- Je kunt het werkwoordelijk gezegde met een wederkerend werkwoord benoemen.


Slide 3 - Tekstslide

Woord van de week

R..........

Slide 4 - Tekstslide

Start les. 
Stillezen in je boek 
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Nakijken huiswerk

H2.7 Opdracht 1 tot en met 7

Huiswerkcontrole en opdrachten samen bespreken.


Slide 6 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een naamwoordelijk gezegde en een werkwoordelijk gezegde?

Slide 7 - Open vraag

Jorrit
wil
morgen
een appeltaart
bakken.
persoonsvorm
gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
bijwoordelijke bepaling

Slide 8 - Sleepvraag

Kun je de koppelwerkwoorden noemen?

Slide 9 - Open vraag

of
Werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
Mijn mentor
vroeg
eens
hij
een klasgenoot
mocht
googelen

Slide 10 - Sleepvraag

Kunnen er ook woorden bij het werkwoordelijk gezegde horen die geen werkwoord zijn? Zo ja welke?

Slide 11 - Open vraag

wg?
Ik was me in de ochtend en avond.
A
was me in de ochtend
B
was
C
me
D
was me

Slide 12 - Quizvraag

Het wederkerende werkwoord
We kijken het uitlegfilmpje van de methodesite.

Slide 13 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde met een wederkerend werkwoord.
- zich vergissen  - zich gedragen  - zich schamen
Het woordje zich past zich steeds aan het onderwerp aan:
Ik schaam me / jij schaamt je / u schaamt u-zich / wij schamen ons/ jullie schamen je/u schaamt u-zich / zij schamen zich 
Dus als je een zin ontleedt, hoort dat woordje zich bij het werkwoordelijk gezegde. 

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het meisje maakte het vuur uit.
A
maakte
B
Het meisje maakte
C
maakte het vuur uit
D
maakte uit

Slide 15 - Quizvraag

wg?
Hoeveel euro heb jij betaald?
A
heb jij betaald
B
heb betaald
C
hoeveel euro
D
betaald

Slide 16 - Quizvraag

wg?
De agent deelt een bekeuring uit.
A
deelt uit
B
deelt
C
uit
D
deelt een bekeuring uit

Slide 17 - Quizvraag

Huiswerk

H2.7 Opdracht 9 tot en met 12

We maken bij grammatica alles online (!)


Slide 18 - Tekstslide