H14 Formatieve evaluatie

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Je hebt het genotype en het fenotype.
Wat wordt bedoeld met het genotype?
A
De erfelijke informatie op je chromosomen
B
Hoe je eruit ziet

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het fenotype?
A
Een combinatie van erfelijke aanleg en de invloed van omgevingsfactoren
B
Je innerlijk
C
Alle erfelijke eigenschappen
D
Je uiterlijk

Slide 3 - Quizvraag

Iemand heeft voor een eigenschap genotype Aa. Wat voor genotype is dit?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Dominant
D
Recessief

Slide 4 - Quizvraag

Wat is homozygoot dominant?
A
Aa
B
aa
C
AA
D
Aa

Slide 5 - Quizvraag


Hoe noteer je homozygoot recessief?
A
aa
B
Aa
C
AA

Slide 6 - Quizvraag

Homozygoot of heterozygoot?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot

Slide 7 - Quizvraag

Waarvoor gebruik je een kruisingsschema?
A
Om uit te zoeken hoe de grootouders van twee ouders eruit zien
B
Om uit te zoeken welke eigenschappen er in geslachtscellen zitten
C
Om uit de genotypen van de ouders de genotypen van de kinderen te bepalen
D
Om uit te zoeken welke eigenschap dominant en welke eigenschap recessief is

Slide 8 - Quizvraag

Bij het maken van een kruisingsschema gebruiken we de
A
Stamcellen
B
Lichaamscellen
C
Geslachtscellen
D
Weefsels

Slide 9 - Quizvraag

Klopt het kruisingsschema?
bruin = dominant
blauw = recessief
Rex (vader) = heterozygoot
Floor (moeder) = blauwe ogen
A
Juist
B
Onjuist
C
Snap hier niets van

Slide 10 - Quizvraag

Een heterozygoot zwart mannetjes konijn kruist met een wit vrouwtje. Zwart is dominant over wit.
Wat is het genotype van beide ouders?
A
Mannetje: AA Vrouwtje: Aa
B
Mannetje: aa Vrouwtje: Aa
C
Mannetje: Aa Vrouwtje: Aa
D
Mannetje: Aa Vrouwtje: aa

Slide 11 - Quizvraag

Een heterozygoot zwart mannetjes konijn kruist met een wit vrouwtje. Zwart is dominant over wit.
Hoe groot is de kans op een wit konijn? (kruisingsschema maken voor jezelf!)
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 12 - Quizvraag

Homozygoot
Homozygoot
Homozygoot
Heterozygoot
Heterozygoot
Heterozygoot
Dominant
Dominant
Dominant
Recessief
Recessief
Recessief

Slide 13 - Sleepvraag

Twee ouders zijn drager van een recessief overervende ziekte. Zij zijn in verwachting van een kind. Hoe groot is de kans dat dit kind ook drager is?
A
100%
B
50%
C
25%
D
0%

Slide 14 - Quizvraag


Welke eigenschap is dominant?
A
Ziek
B
Gezond

Slide 15 - Quizvraag


Wat is het genotype van persoon 8?
A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 16 - Quizvraag


Twee witte Leghorns worden met elkaar gekruist.
De stamboom geeft de resultaten van deze kruising weer.
Wat is het genotype van de ouders?
A
Beide hebben genotype AA
B
Beide hebben genotype aa
C
Beide hebben genotype Aa
D
Eén van beide heeft genotype AA, de ander Aa.

Slide 17 - Quizvraag

Hoe oud is de aarde ongeveer?
A
670 miljoen jaar
B
3,8 miljard jaar
C
4,6 miljard jaar
D
2 miljard jaar geleden

Slide 18 - Quizvraag

Waar ontstond het eerste leven?
A
Land
B
Water

Slide 19 - Quizvraag

Welk organisme leefde als eerste op de wereld?
A
Bacteriën
B
Planten
C
Dieren
D
Groene wieren

Slide 20 - Quizvraag

Hoeveel gewervelde groepen dieren hebben longen?
A
1
B
2
C
4
D
6

Slide 21 - Quizvraag

Gewervelde dieren worden weer onderverdeeld in 5 groepen. Welke groep hoort NIET thuis in de volgende groepen gewervelde dieren:
Vogels, Zoogdieren, Insecten, Amfibieën, Vissen, Reptielen
A
Amfibieën
B
Insecten
C
Reptielen
D
Vissen

Slide 22 - Quizvraag

De juiste volgorde van het ontstaan van de groepen van de gewervelde dieren op de geologische tijdschaal is:
A
Vissen -> zoogdieren -> reptielen
B
Reptielen -> vissen -> zoogdieren
C
Vissen -> reptielen-> zoogdieren
D
Zoogdieren -> reptielen -> vissen

Slide 23 - Quizvraag

Haaien zijn gewervelde dieren. In de afbeelding zie je een stamboom die
de afstamming van verschillende groepen gewervelde dieren weergeeft
volgens de evolutietheorie.
Welke antwoorden zijn goed?
A
Haaien zijn eerder ontstaan dan beenvissen
B
Beenvissen zijn meer verwant aan haaien dan aan amfibieën.
C
A en B kloppen allebei
D
A en B kloppen allebei niet

Slide 24 - Quizvraag

Welk dier is het meest verwant aan dier 5?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 25 - Quizvraag

Wat is geen evolutie
A
Telefoons die steeds sneller worden
B
Mensen worden steeds langer
C
Huiskatten worden steeds liever
D
De gemiddelde Nederlander wordt dikker

Slide 26 - Quizvraag

Wat is evolutie?
A
Het ontstaan en weer uitsterven van een diersoort
B
Het ontstaan van de ene soort uit de andere soort
C
Het ontstaan van nieuwe soorten organismen door klimaatverandering
D
Organismen die in een nieuwe omgeving zijn gaan leven

Slide 27 - Quizvraag

Wie is de gezamenlijke voorouder van de mens en de Orang oetang?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 28 - Quizvraag

Bij welke gemeenschappelijke voorouder van de mensapen
ontbrak de staart al?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 29 - Quizvraag

Zijn de fossielen van aapmens 'Lucy' versteende overblijfselen van een organisme of afdrukken van organismen in gesteenten?
A
Versteende overblijfselen van een organisme
B
Afdrukken van organismen in gesteenten

Slide 30 - Quizvraag

Waar leefde de gemeenschappelijke voorouder van alle mensen?
A
Europa
B
Azië
C
Amerika
D
Afrika

Slide 31 - Quizvraag

De Homo erectus is een voorouder van de moderne mens
A
Juist, en hij stond rechtop
B
Onjuist
C
Juist, en hij was heel handig

Slide 32 - Quizvraag