In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Blok 5 Week 1- Les 3
Slide 1 - Tekstslide
Doel van de les
Na deze les herken je een
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.
Slide 2 - Tekstslide
Schrijf alles op wat je weet van een bijvoeglijk naamwoord.
Slide 3 - Open vraag
Typ de volgende zinnen over maar nu met de juiste leestekens erbij:
tom stampt op de betonnen grond want hij is boos in de houten kast rinkelen de porseleinen kopjes oma vraagt wil je daarmee stoppen ik heb nog nooit zo'n hard lawaai gehoord
Slide 4 - Open vraag
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin: Franklin heeft een zwarte fiets gekocht.
A
Franklin
B
zwarte
C
fiets
D
heeft gekocht
Slide 5 - Quizvraag
Wat voor een woord is 'Belgische' in de zin: Marco at alle Belgische bonbons op.
A
Topografisch bijvoeglijknaamwoord
B
Plaatskundig bijvoeglijknaamwoord
C
Aardrijkskundig bijvoeglijknaamwoord
D
filosofisch
bijvoeglijknaamwoord
Slide 6 - Quizvraag
Instructie stoffelijk bijvoeglijknaamwoord
Kijk het filmpje en beantwoord daarna de vragen in deze les.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
In welke zin staat geen stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De timmerman timmert een grote kast.
B
De schoenmaker maakt lederen schoenen.
C
De vrouw koopt een gouden ring.
D
De man heeft een zilveren ring.
Slide 9 - Quizvraag
In welke zin staat wel stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
Mijn zwarte auto is vies geworden.
B
Stonden die glazen in de verkeerde kast?
C
Assepoester verloor haar glazen muiltje.
D
Wij hebben de glazen gewassen.
Slide 10 - Quizvraag
Welke bewering klopt ?
A
B
Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt iets over van welk materiaal het zelfstandig naamwoord gemaakt is. Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt nooit op -en.
C
Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt altijd op -en.
D
Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt iets over van welk materiaal het zelfstandig naamwoord gemaakt is. Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt vaak op -en.
Slide 11 - Quizvraag
Dictee
Schrijf het dictee op een blaadje MET categorieën. Kijk het daarna zelf goed na!
Woord 1
Woord 2
Woord 3
Woord 4
Woord 5
Woord 6
De zin
Slide 12 - Tekstslide
Dictee nakijken!
Kijk zelf goed het dictee na.
Kijk ook of je de uitleg begrijpt.
Slide 13 - Tekstslide
Zelfstandige verwerking
Maak Blok 5 - Week 1 - Les 3 in je boek.
Maak in de spelling oefensoftware STAAL blok 5 week 1