Middeleeuwen voor V6

Middeleeuwen voor V6
11de tot en met de 14de eeuw
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Middeleeuwen voor V6
11de tot en met de 14de eeuw

Slide 1 - Tekstslide

In de middeleeuwse samenleving namen kloosters een bijzondere plaats in. Ze droegen in
belangrijke mate bij aan de ontwikkeling van de middeleeuwse cultuur. Wat was het belang van de kloosters voor de middeleeuwse cultuur?

Slide 2 - Open vraag

Tussen kloosters onderling bestonden grote verschillen. Sommige kloosterordes waren veel
groter en rijker dan andere.
Geef drie verklaringen voor dit verschil.

Slide 3 - Open vraag

Welke kerk is gotisch en welke Romaans?
A
Ze zijn allebei gotisch
B
Kerk A is Romaans en kerk B is Gotisch
C
Kerk A is gotisch en kerk B is Romaans
D
Ze zijn allebei Romaans

Slide 4 - Quizvraag

Voordat een gebouw als kerk kon functioneren moest er een inwijding plaatsvinden. Dit
ging meestal samen met de ‘insluiting’ van een reliek in het altaar.
Waarom kon een kerk pas ingewijd worden als zij over een reliek beschikte?

Slide 5 - Open vraag

Teken het Middeleeuwse driestandenstelsel

Slide 6 - Open vraag

Het middeleeuwse driestandenstelsel is een afspiegeling van de christelijke
wereldbeschouwing van die periode. Leg dit uit.

Slide 7 - Open vraag

Verbeeld in een tekening op welke manier de Kerk een zekere eenheid in de middeleeuwse maatschappij tot stand bracht.
  • De Kerk bood aan het grootste deel van Europa een gemeenschappelijk geloof. 
• Het geloof en de Kerk speelden op elk belangrijk moment in het leven een rol: geboorte, volwassen worden, huwelijk, dood, werden begeleid door kerkelijke rituelen en sacramenten (zoals doop, vormsel, huwelijk). Daarmee bepaalde de Kerk het dagelijks leven.
 • De geestelijke eenheid van Europa was ook concreet zichtbaar: overal waren kerken, kloosters en geestelijken. 
• De kerkelijke hiërarchie strekte zich over heel Europa uit. Daar waar de wereldlijke macht versnipperd was, was er één geestelijk leider, de paus (in Rome). 
• Het Latijn bood een gemeenschappelijke taal (aan de kerkelijke en culturele elite). 

Slide 8 - Tekstslide

Uit het liturgisch drama ontwikkelden zich paas- en passiespelen, waarin het lijden, de dood
en de verrijzenis van Christus werden uitgebeeld door kloosterlingen en lekenspelers. Deze
spelen vonden plaats in het kerkgebouw en de nabije omgeving.
Verbeeld in een tekening van een Romaanse kerk waarom het kerkgebouw een geschikte ‘theaterruimte’ was om deze
paas- en passiespelen op te voeren.

Slide 9 - Open vraag

Uit het liturgisch drama ontwikkelden zich paas- en passiespelen, waarin het lijden, de dood
en de verrijzenis van Christus werden uitgebeeld door kloosterlingen en lekenspelers. Deze
spelen vonden plaats in het kerkgebouw en de nabije omgeving.
Verbeeld in een tekening van een Romaanse kerk waarom het kerkgebouw een geschikte ‘theaterruimte’ was om deze
paas- en passiespelen op te voeren.


  • De kerk had een ‘podium’ (altaar en priesterkoor) en een ‘publieksruimte’.
• Er konden veel mensen in een kerk, dus velen konden de acties zien en volgen.
• De kerk was een ‘multifunctionele’ gemeenschapsruimte.
• Religieus spel paste in een sacrale ruimte. 

Slide 10 - Tekstslide

Kenmerken Romaanse architectuur.
-Sober en overzichtelijke architectuur.
-Romaanse bouwstijl is herkenbaar aan rondbogen en tongewelven.
-Rondboog: halfronde boog die de bovenkant vormt van een poort, raam of gewelf.
Tongewelf: gewelf in de vorm van een halve cilinder.
-Zware massieve (dragende) muren. 
- Overzichtelijke ruimtelijke indeling (zowel van buitenaf bezien, als in het interieur). 
- Beeldhouwwerk sluit aan bij (is onderdeel van) de architectuur. 

Slide 11 - Tekstslide

Franciscus vervulde de opdracht die hij van Christus kreeg op een heel persoonlijke manier.
Geef aan wat zijn persoonlijke invulling inhield en plaats deze in het kader van de
maatschappelijke omstandigheden van die tijd.

Slide 12 - Open vraag

Wat is de zondeval?
A
Daad van ongehoorzaamheid jegens God.
B
Het voortijdig beëindigen een pelgrimstocht.
C
De plek tussen hemel en hel waar de laatste zonden van overledenen worden weggevaagd.
D
Het niet eten van de vrucht van de boom van de kennis van goed en kwaad door Adam en Eva.

Slide 13 - Quizvraag

Zowel Giotto als Berlinghieri hebben een kunstwerk gemaakt van Franciscus van Assisi. Giotto stelt Franciscus anders voor dan Berlinghieri. Dat hangt samen met de tijd waarin
deze kunstenaars hun werken schilderden.
Leg dit uit.

Slide 14 - Open vraag

Giotto


Berlinghieri

Slide 15 - Tekstslide

Wat is scholastiek?

Slide 16 - Open vraag

De meeste bewaard gebleven muziek is bestemd voor gebruik in de kerk. Pas in de late-middeleeuwen worden niet-kerkelijke liederen in notenschrift bewaard en uitgegeven. Door wie wordt die muziek geschreven?

Slide 17 - Open vraag

In de steden ontstaan in de late middeleeuwen een vermenging van straattheater en religieus theater. Naast de mysteriespelen zijn mirakelspelen geliefd.
Noem voor zowel mysteriespelen als mirakelspelen twee kenmerken.

Slide 18 - Open vraag

Le Jeu de Robin et Marion (1285) dat geschreven is door Adam de la Halle gaat over de herderin Marion die verliefd wordt op de herder Robin. Wat is er bijzonder aan dit stuk?
A
Het is in het Latijn geschreven.
B
Het is het beginpunt in de geschiedenis van de opera.
C
Het gaat hier om een niet-religieus verhaal.
D
Het neemt de vorm aan van een Griekse tragedie.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een juiste bewering over Le Jeu de Robin et Marion? (8.50)
A
Toonhoogte: de melodie is dissonant.
B
Toonduur: het ritme bestaat uit korte klanken.
C
Dynamiek: er is sprake van veel dynamiek: grote afwisseling tussen hard en zacht.
D
Er is sprake van een langzaam tempo.

Slide 20 - Quizvraag

In de Middeleeuwen had het theater een plaats op kermissen
en aan hoven. Een van zijn functies was het bieden van vermaak.
Het theater speelde in de Middeleeuwen ook een rol bij andere gelegenheden.
Noem een van deze gelegenheden en geef bij elk aan welke rol het theater daarbij vervulde.

Slide 21 - Open vraag


Een toneelspeler had in de Middeleeuwen letterlijk een ‘vrij’ beroep. Dat werd wel als een
voordeel gezien door hen die ervoor kozen, maar maatschappelijk gezien was het beroep
niet erg aantrekkelijk.
Leg aan de hand van een politiek, een economisch en een sociaal aspect uit waarom het
beroep van toneelspeler minder aantrekkelijk was.

Slide 22 - Open vraag

Een theorie is dat het middeleeuwse theater zich ontwikkelde vanuit de eredienst in de kerk. Beschrijf in drie fasen hoe het toneel zich in de middeleeuwen vanuit de kerk ontwikkelde. Geef bij elke fase de reden voor die ontwikkeling aan.

Slide 23 - Open vraag

In de middeleeuwen werden in de Nederlanden hoogtijdagen als Pasen,
Kerstmis of Driekoningen vaak opgeluisterd met liturgische spelen. De
bijbelverhalen die bij deze feestdagen hoorden, werden dan in de kerk
nagespeeld.
Geef twee redenen waarom spel werd toegevoegd aan de eredienst.

Slide 24 - Open vraag

In het middeleeuwse Europa, dat allesbehalve een eenheid vormde, was het christendom een
verbindende factor.
Verbeeld in een tekening op welke manier de Kerk een zekere eenheid in de middeleeuwse maatschappij tot stand bracht.

Slide 25 - Open vraag