Natuurlijke grondstoffen en hulpbronnen periode 2

Natuurlijke grondstoffen en hulpbronnen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
ProcestechniekMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Natuurlijke grondstoffen en hulpbronnen

Slide 1 - Tekstslide

In deze les komen de volgende onderwerpen aan bod
  • Grondstoffen en hulpbronnen
  • Hernieuwbare bronnen
  • Niet-hernieuwbare bronnen
  • Continue bronnen
  • Voorraden
  • Zuinig omgaan met grondstoffen
  • Eenheden voor energie

Slide 2 - Tekstslide

Grondstoffen en hulpstoffen
De natuur is de bron van alle grondstoffen en hulpstoffen die we gebruiken.
Grondstoffen: worden verwerkt tot het eindproduct. 
Hulpstoffen: komen niet in het eindproduct terecht, maar zijn nodig om het product te maken. Bijvoorbeeld elektrische energie voor de machines.
Je kunt verschillende typen (hulp)bronnen onderscheiden. 
  •  Hernieuwbare bronnen.
  •  Niet-hernieuwbare bronnen.
  •  Continue bronnen.



Slide 3 - Tekstslide

Hernieuwbare bronnen
zijn allemaal plantaardige of dierlijke producten. De natuur vult deze bronnen weer aan via de korte koolstofkringloop en via de voedselkringloop. Voorbeelden zijn graan, katoen, lucht en water.

Er is een vaste hoeveelheid lucht en water op onze aarde. Deze hoeveelheid verandert niet, omdat deze stoffen via een kringloop steeds weer beschikbaar zijn.
Lucht en water kunnen wel vervuild raken. Je moet vervuild water of vervuilde lucht schoonmaken, voordat je het loost. Dit kan door middel van waterzuiveringsinstallaties en luchtfilters in de rookgasafvoer van verbrandingsinstallaties.



Slide 4 - Tekstslide

Niet-hernieuwbaar bronnen
Betekent dat de natuur de stoffen uit zo’n bron niet binnen een korte tijd weer kan aanmaken of zelfs helemaal niet meer kan aanmaken. Voorbeelden zijn: fossiele brandstoffen, zand klei, ertsen of natuursteen.

Fossiele brandstoffen: organisch afval dat in de loop van miljoenen jaren is omgezet in fossiele brandstoffen. Het duurt lang voordat het organisch afval is omgezet in een fossiele brandstof.
Zand, klei, ertsen, natuursteen: deze bronnen zijn vaak vlak na het ontstaan van de aarde gevormd. Deze bronnen worden niet meer aangevuld en zijn dus niet-hernieuwbaar.


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Continue bronnen
Zijn altijd beschikbaar en raken nooit op. We gebruiken deze bronnen om energie op te wekken. Voorbeelden zijn: zonlicht en wind.
Andere voorbeelden van continue bronnen zijn geometrische energie en energie uit waterkracht.
Geometrische energie: warmte uit de kern van de aarde.
Energie uit waterkracht: centrales in rivieren, stuwmeren en getijdencentrales. Deze werken op de stroming die ontstaan door getijdenverschillen (eb en vloed).


Slide 7 - Tekstslide

Voorraden
Totale voorraad: de totale hoeveelheid van een grondstof die op de wereld aanwezig is.
Reservevoorraad: de hoeveelheid grondstof die we in principe kunnen winnen.
Voorraad hernieuwbare bronnen: de totale voorraad is meestal bekend. Bij landbouwproducten
moet je de oogst direct weer aanplanten. Bij hout kun je niet alle volgroeide bomen in een keer
kappen. Water is er continu, alleen is er op de ene plaats meer water dan op de andere.
Voorraad niet-hernieuwbare bronnen: de totale voorraad neemt af als we niet-hernieuwbare
bronnen gebruiken. We gebruiken meer brandstoffen dan er aan nieuwe reserves wordt ontdekt.
Voorraad continue bronnen: de totale voorraad is oneindig groot. De meeste van deze bronnen worden direct aangevuld door energie
van buiten de aarde.

Slide 8 - Tekstslide

Omgang met grondstoffen
Bij zuinig omgaan met grondstoffen en energie spelen veel partijen een rol.
- De overheid: kan duurzame energie stimuleren met energienota’s, subsidies en maatregelen.
- Bedrijven: kunnen hun producten duurzamer maken en energie besparen, bijvoorbeeld door
producten beter recyclebaar te maken.
- Individuele mensen: kunnen door bewust gedrag een bijdrage leveren aan energiebesparing
en een zuinig gebruik van grondstoffen. Dit kunnen ze doen door bijvoorbeeld het afval te
scheiden.

Slide 9 - Tekstslide

Eenheden van energie
De SI-eenheid voor energie is joule (J). De eenheid voor vermogen is watt (W).
1 W = 1 J/s en 1 J = 1 Ws (wattseconde). Er zijn verschillende vormen van energie.
- Mechanische energie: energie uit beweging. De eenheid is newtonmeter (Nm). 1 Nm = 1 J.
- Elektrische energie: de eenheid is kilowattuur (kWh). 1 Ws = 1 J.
- Thermische energie (warmte): energie die in de vorm van warmte vrijkomt bij verbranding.
Bij verbrandingsinstallaties wordt vaak het maximumvermogen aangegeven in plaats van de
energie (MW). Bij voedingsmiddelen is de eenheid kilocalorie (kcal).
- Pneumatische en hydraulische energie: energie van lucht onder druk. De eenheid is m3/s.
- Stralingsenergie (zonlicht en licht): bij stralingsenergie is de eenheid lumen maal seconde
(lm.s). Bij zonnepanelen wattpiek (Wp).

Slide 10 - Tekstslide

Hoeveel joule is 1 kW/h
A
3,6
B
1000
C
3.600.000
D
3600

Slide 11 - Quizvraag

Hoeveel joule is 1 Megajoule?
A
1.000.000
B
100
C
10
D
1000

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel kWh is 25000 joule?
A
0,7
B
25
C
6944444
D
0,007

Slide 13 - Quizvraag

The End
Vooral het laatste stuk is interessant omdat we in periode 3 naar warmteoverdracht gaan.

Slide 14 - Tekstslide