In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Nederland in het interbellum
Paragraaf 2.4
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen:
- In deze paragraaf leer je welke sociale verdeling bestond in Nederland.
- In deze paragraaf leer je hoe de economie zich ontwikkelde.
- In deze paragraaf leer je welke politieke ontwikkelingen plaatsvonden.
Slide 2 - Tekstslide
Wat was het interbellum ook alweer?
A
De periode tussen WOI en WOII
B
De crisisjaren van de jaren 30
C
Een andere benaming voor WOI
D
Een andere benaming voor WOII
Slide 3 - Quizvraag
Nederland na WOI
Gevolgen: grote vluchtelingenstroom uit België en het Nederlandse leger stond gedurende de gehele WOI paraat, waardoor er een tekort aan arbeiders ontstond
Maar dankzij de neutraliteit pakte Nederland zich snel op
Vele verwoestingen in buurlanden → vraag naar Nederlandse producten
Hierdoor was er nauwelijks werkloosheid en groeide de welvaart
Meer luxegoederen op de markt en ontwikkeling luchtvaart
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Verzuiling
In deze jaren kenmerkt NL zich door de verzuiling
Opgesplitst in verschillende groepen met een eigen levensbeschouwing
Zuilen: katholieken, protestanten, socialisten en liberalen
Gescheiden werelden: eigen kranten, vakbonden, ziekenfondsen, scholen, sportclubs en radio-omroepen
Een middel om evenwicht te creëren → geen overheersing van één dominante groep
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Bij welke zuilen horen de volgende bronnen?
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Bij welke zuil hoort deze bron?
A
Liberalen
B
protestanten
C
socialisten
D
katholieken
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Bij welke zuil hoort deze bron?
A
Liberalen
B
protestanten
C
socialisten
D
katholieken
Slide 13 - Quizvraag
Maar zuilen blijven bestaan...
Nog steeds verzuilde partijen (VVD, SGP, SP, CU, PvdA)
Ook Nederland werd in 1929 getroffen door de beurskrach in NY Wallstreet
De VS heeft veel leningen uitstaan in Europa en eist het geld plots terug
Landen om ons heen beschermen de eigen economie door handelsbeperkingen
Industrie en landbouw krijgen met deze maatregelen te maken
De productie en handel dalen en de werkloosheid schiet omhoog → 300.000 werklozen
Slide 16 - Tekstslide
Werkeloosheid in Nederland
Werklozen kregen een uitkering
Regering besluit een strenge controle op zwartwerken
2x per dag naar het stempellokaal om een kaart te laten stempelen
Zo wist de regering dat je niet stiekem bij iemand anders aan het werk was
Er werden projecten georganiseerd om werklozen een nuttige tijdsbesteding te geven → werkverschaffing
Slide 17 - Tekstslide
Colijn
In 1933 ging Hendrik Colijn de regering leiden (leider van de protestantse ARP) → hij mocht bepalen hoe we die crisis moesten doorkomen
Deze nieuwe minister-president vond dat je in crisistijd niet meer moest uitgeven dan dat er binnenkwam
De overheid moest zich aanpassen aan de teruglopende economie
Slide 18 - Tekstslide
De aanpassingspolitiek
Zo ontstond de aanpassingspolitiek, waarbij het vooral draait om bezuinigen
In 1934 werden de werkloosheidsuitkeringen en de salarissen van ambtenaren verlaagd
Vooral arme mensen de dupe
Weinig verbetering; problemen alleen maar erger → 630.000 werklozen
Toenemende kritiek → Jordaanoproer 1934
Toch had dit weinig effect op Colijn en vertrouwden veel mensen hem nog steeds
Slide 19 - Tekstslide
Einde crisis
Pas vanaf 1936 leefde de economie weer op
Oorzaak: Colijn besloot, na aandringen, om De Gouden Standaard toch los te laten
De Gouden Standaard:
Waarde van munten was gekoppeld aan goud
Andere landen lieten deze standaard los → producten werden goedkoper
Nederlandse producten bleven juist duur
Door loslaten steeg de economie meteen
Slide 20 - Tekstslide
Stelling I: In Nederland was in de jaren 1919 - 1929 nauwelijks werkloosheid en een groeide welvaart, omdat er veel vraag was naar Nederlandse producten.
Stelling II: Omdat Nederland neutraal was tijdens de WOI heeft het land geen enkele gevolgen ondervonden.
A
I is juist en II is onjuist
B
I is onjuist en II is juist
C
Zowel I als II is juist
D
Zowel I als II is onjuist
Slide 21 - Quizvraag
De afbeelding hiernaast is een goed voorbeeld van verzuiling?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quizvraag
De controle bij uitkeringen in de crisis was streng om (1) ... te voorkomen. Daarom moesten werklozen 2 keer per dag (2) ...
Welke begrippen horen op de puntjes te staan?
A
1. verdere werkloosheid
2. op werkverschaffing
B
1. verdere werkloosheid
2. stempelen
C
1. zwartwerken
2. op werkverschaffing
D
1. zwartwerken
2. stempelen
Slide 23 - Quizvraag
Koppel het begrip aan de juiste afbeelding
Stempelen
Beurskrach
Werkverschaffing
Aanpassings-
politiek
Slide 24 - Sleepvraag
Wat hield de aanpassingspolitiek van Hendrik Colijn in?
A
Hierdoor probeerde hij de nieuwe minister-president te worden
B
Hierdoor werd er bezuinigd op uitkeringen en ambtenarensalarissen
C
Hierdoor werd er een wereldwijd vredescontact gesloten
D
Hierdoor werd er geld geleend van de Verenigde Staten
Slide 25 - Quizvraag
Op de afbeelding hiernaast is de Jordaanoproer in 1934 te zien. De Jordaanoproer was een reactie op?
A
De verzuiling
B
De aanpassingspolitiek
C
De beurskrach
D
De stempellokalen
Slide 26 - Quizvraag
Wat was de grootste oorzaak voor de weer opbloeiende economie van Nederland in 1936?
A
De economische bloei in de Verenigde Staten
B
De Aanpassingspolitiek van Colijn
C
Het loslaten van de Gouden Standaard
D
De Jordaanoproer
Slide 27 - Quizvraag
Leerdoelen:
- In deze paragraaf leer je welke sociale verdeling bestond in Nederland.
- In deze paragraaf leer je hoe de economie zich ontwikkelde.
- In deze paragraaf leer je welke politieke ontwikkelingen plaatsvonden.