Producenten, consumenten en reducenten
In planten vindt fotosynthese plaats. Je kunt de fotosynthese weergeven in een vergelijking:
water + koolstofdioxide + licht → glucose + zuurstof
De glucose die bij de fotosynthese ontstaat, gebruikt de plant om de stoffen te maken waaruit hij zelf bestaat. Hiervoor heeft de plant ook mineralen (voedingsstoffen uit de bodem) nodig. Planten maken (produceren) het voedsel voor alle andere organismen. Je noemt planten daarom producenten. Producenten vormen altijd de eerste schakel in een voedselketen.
Dieren eten (consumeren) de stoffen die door planten zijn gemaakt. Dieren noem je daarom consumenten. Dieren bevinden zich in de tweede en volgende schakels van een voedselketen. Planteneters vormen de tweede schakel in een voedselketen, in de derde en volgende schakels komen de vleeseters. In een voedselketen worden de producenten gegeten door consumenten van de eerste orde. Zij worden op hun beurt gegeten door consumenten van de tweede orde, enzovoort.
Niet alle planten en dieren worden gegeten. Ze kunnen ook gewoon doodgaan. De dode resten van planten en dieren worden als voedsel gebruikt door afvaleters (zie afbeelding volgende slide). De resten die de afvaleters achterlaten, worden verder afgebroken (gereduceerd) door bacteriën en schimmels. Je noemt bacteriën en schimmels daarom reducenten.