Les 2: voedselrelaties

Les 2: voedselrelaties
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 2: voedselrelaties

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
- Leerdoelen
- Herhalingsopgave
- Uitleg 
- Opdrachten voedselrelaties
- Filmpje

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt in een ecosysteem de voedselrelaties aangeven. 
  • Je kunt de kringloop van stoffen in een ecosysteem beschrijven en verschillende groepen organismen erin aangeven.

Slide 3 - Tekstslide

Tot welk niveau van de ecologie behoren alle organismen in een bos samen?
A
ecosysteem
B
individu
C
levensgemeenschap
D
populatie

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Lees de tekst over merantibomen op slide 5. Hierin wordt een aantal biotische en abiotische factoren genoemd.

Welke abiotische factoren worden in het artikel genoemd?

Slide 6 - Open vraag

Lees de tekst over merantibomen op slide 5. Hierin wordt een aantal biotische en abiotische factoren genoemd.

Welke twee biotische factoren worden in het artikel genoemd?

Slide 7 - Open vraag

Tot welk niveau van de ecologie behoort een vijver?

Slide 8 - Open vraag

Tot welk niveau van de ecologie behoort een hert in een bos?
A
ecosysteem
B
individu
C
levensgemeenschap
D
populatie

Slide 9 - Quizvraag

Voedselketen
In afbeelding hiernaast zie je een meer met enkele organismen. In de uitvergroting zie je een watervlo. Watervlooien zijn planteneters. Ze eten algen. Je ziet ook baarzen. Baarzen eten watervlooien. Het zijn vleeseters. Je ziet ook een snoek. Snoeken eten onder andere baarzen.

Slide 10 - Tekstslide

Voedselketen
Alg, watervlo, baars en snoek vormen een voedselketen (zie afbeelding). Een voedselketen is een reeks soorten waarbij elke soort een voedselbron is voor de volgende soort. Elke voedselbron noem je een schakel in de voedselketen. Alle voedselketens beginnen met een plantensoort. In afbeelding hiernaast is dat een alg. Vervolgens gaat er een pijl naar de tweede schakel: een watervlo (een planteneter). Van de planteneter gaat een pijl naar de derde schakel: een baars (een vleeseter). De tweede, derde en verdere schakels kunnen ook alleseters zijn.

Slide 11 - Tekstslide

Voedselweb
In werkelijkheid is er in een ecosysteem nooit maar één voedselketen. Elke soort kan het voedsel zijn voor vele andere soorten. In een ecosysteem lopen dan ook meerdere voedselketens door elkaar. Het geheel van voedselrelaties in een ecosysteem noem je een voedselweb (ook wel voedselnet genoemd). In de afbeelding is een voedselweb weergegeven. In een voedselweb komen behalve planteneters en vleeseters ook alleseters voor. Een voedselweb bestaat uit levende organismen.

Slide 12 - Tekstslide

Producenten, consumenten en reducenten
In planten vindt fotosynthese plaats. Je kunt de fotosynthese weergeven in een vergelijking:

water + koolstofdioxide + licht → glucose + zuurstof

De glucose die bij de fotosynthese ontstaat, gebruikt de plant om de stoffen te maken waaruit hij zelf bestaat. Hiervoor heeft de plant ook mineralen (voedingsstoffen uit de bodem) nodig. Planten maken (produceren) het voedsel voor alle andere organismen. Je noemt planten daarom producenten. Producenten vormen altijd de eerste schakel in een voedselketen.
Dieren eten (consumeren) de stoffen die door planten zijn gemaakt. Dieren noem je daarom consumenten. Dieren bevinden zich in de tweede en volgende schakels van een voedselketen. Planteneters vormen de tweede schakel in een voedselketen, in de derde en volgende schakels komen de vleeseters. In een voedselketen worden de producenten gegeten door consumenten van de eerste orde. Zij worden op hun beurt gegeten door consumenten van de tweede orde, enzovoort.

Niet alle planten en dieren worden gegeten. Ze kunnen ook gewoon doodgaan. De dode resten van planten en dieren worden als voedsel gebruikt door afvaleters (zie afbeelding volgende slide). De resten die de afvaleters achterlaten, worden verder afgebroken (gereduceerd) door bacteriën en schimmels. Je noemt bacteriën en schimmels daarom reducenten.


Slide 13 - Tekstslide

Producenten, consumenten en reducenten

Slide 14 - Tekstslide

Een kringloop
In de natuur maken alle stoffen een kringloop door (zie afbeelding). Reducenten zetten de stoffen uit de dode resten van organismen om in koolstofdioxide, mineralen en water. Koolstofdioxide en water kunnen weer door producenten worden opgenomen en bij de fotosynthese worden gebruikt. Ook de mineralen kunnen weer door producenten worden opgenomen. Stoffen van planten komen dus via dieren, afvaleters, bacteriën en schimmels uiteindelijk weer bij planten terecht.

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een voedselketen en een voedselweb?

Slide 16 - Open vraag

Waarmee begint een voedselketen?

Slide 17 - Open vraag

In het voedselweb in de afbeelding kun je verschillende voedselketens onderscheiden. De kortste voedselketen bestaat uit drie schakels, de langste uit zeven schakels.

Noteer twee voedselketens die uit drie schakels bestaan.

Slide 18 - Open vraag

In het voedselweb in de afbeelding kun je verschillende voedselketens onderscheiden. De kortste voedselketen bestaat uit drie schakels, de langste uit zeven schakels.

Noteer de voedselketen van de afbeelding die uit zeven schakels bestaat.

Slide 19 - Open vraag

In het voedselweb in de afbeelding kun je verschillende voedselketens onderscheiden.

Welk dier in de afbeelding is een alleseter? Leg je antwoord uit.

Slide 20 - Open vraag

Een weidegebied is een voorbeeld van een ecosysteem. In een weidegebied komen onder andere de volgende organismen voor: buizerd - gras - konijn - paardenbloem - schaap - sprinkhaan - veldmuis - vos.
Noteer twee voedselketens die in een weidegebied voorkomen. Elke voedselketen moet uit minstens drie schakels bestaan.

Slide 21 - Open vraag

In de afbeelding zie je een voedselketen.
Alle dieren in deze voedselketen zijn...?
A
consumenten
B
producenten

Slide 22 - Quizvraag

In de afbeelding zie je een voedselketen.
De spitsmuis is een consument/producent van de eerste/ tweede/ derde orde
A
consument, eerste
B
producent, eerste
C
consument, tweede
D
producent, derde

Slide 23 - Quizvraag

In de afbeelding zie je een voedselketen.
Omdat paardenbloemen zelf voedsel maken, zijn het ...
A
consumenten
B
producenten

Slide 24 - Quizvraag

Welke rol heeft de vliegenzwam in de kringloop van stoffen?
A
afvaleter
B
consument
C
producent
D
reducent

Slide 25 - Quizvraag

Een jaguar is een roofdier. In welke schakels van een voedselketen kan een jaguar voorkomen?

Slide 26 - Open vraag

Welke organismen worden reducenten genoemd?

Slide 27 - Open vraag

In welke schakels van een voedselketen kunnen afvaleters voorkomen?

Slide 28 - Open vraag

Leg uit dat reducenten de kringloop van stoffen in een ecosysteem compleet maken.

Slide 29 - Open vraag

In de afbeelding zie je een voedselweb van de Noordzee. De pijlen naar het schip zijn de mensen die deze organismen opeten.

Behoort dierlijk plankton tot de producenten?

Slide 30 - Open vraag

In de afbeelding zie je een voedselweb van de Noordzee. De pijlen naar het schip zijn de mensen die deze organismen opeten.

Behoort plantaardig plankton tot de producenten?

Slide 31 - Open vraag

In de afbeelding zie je een voedselweb van de Noordzee. De pijlen naar het schip zijn de mensen die deze organismen opeten.

Noteer een voedselketen die uit drie schakels bestaat en waarvan de mens deel uitmaakt.

Slide 32 - Open vraag

In de afbeelding zie je een voedselweb van de Noordzee. De pijlen naar het schip zijn de mensen die deze organismen opeten.

Noteer twee voedselketens die uit vijf schakels bestaan en waarvan de mens geen deel uitmaakt.

Slide 33 - Open vraag

In de afbeelding zie je een voedselweb van de Noordzee. De pijlen naar het schip zijn de mensen die deze organismen opeten.
Een dier kan consument van verschillende orden zijn. Welke vis in de afbeelding kan zowel een consument van de eerste als consument van de tweede orde zijn? Leg je antwoord uit.

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Video