H3 Ben jij ondernemer

Check-in
Welkom -  ga naar LessonUp
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Check-in
Welkom -  ga naar LessonUp

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Herhaling 
3.1
3.2
3.3
3.4

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zorg je ervoor dat je een goed resultaat voor je PTA behaald?

Slide 4 - Open vraag

Je koopt een auto van 35.000. De auto gaat 5 jaar mee. De restwaarde is dan 5.000 euro. Bereken de afschrijving per jaar.

Slide 5 - Open vraag

Welk van deze woorden zijn productie factoren?
A
Natuur
B
Arbeid
C
Kapitaal
D
Ondernemerschap

Slide 6 - Quizvraag

De inkoopprijs van een paar schoenen is 220 euro. De brutowinstmarge is 60% en de BTW is 21%. Bereken de consumentenprijs. (denk om de komma en het euro teken.)

Slide 7 - Open vraag

In een jaar produceert een fabriek 144.000 auto's. Er werken 300 mensen. Bereken de arbeidsproductiviteit per werknemers per maand.

Slide 8 - Open vraag

De vaste kosten zijn 5,4 miljoen per jaar, de variabel 2 miljoen. De jaarproductie is 2.000.000 boeken. Bereken de kostprijs per hoesje

Slide 9 - Open vraag

Sleep de begrippen naar de juiste plaats
-
-
Inkoopwaarde omzet
Brutowinst
Nettoresultaat
Omzet
Bedrijfskosten

Slide 10 - Sleepvraag

Maak de berekeningen compleet.
Schuif de woorden recht omhoog. 
×
1
2
=
omzet
+
=
omzet
nettoresultaat
verkoopprijs
inkoopprijs
inkoopwaarde omzet
afzet
brutowinst

Slide 11 - Sleepvraag

Verkoopprijs is 100 euro, de afzet is 20.000. Bereken de omzet

Slide 12 - Open vraag

Verkoopprijs is 100 euro, de inkoopprijs is 50 euro, de afzet is 20.000. Bereken de inkoopwaarde

Slide 13 - Open vraag

Verkoopprijs 100 euro, afzet 20.000, inkoopprijs 50 euro, bedrijfskosten 500.000 euro. Bereken de nettowinst

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

De evenwichtshoeveelheid is:
A
60
B
30
C
6
D
12

Slide 17 - Quizvraag

Wat is hier de evenwichtsprijs?
A
€6
B
€50
C
€150
D
€300

Slide 18 - Quizvraag

Wat is hier de evenwichtshoeveelheid?
A
6
B
50
C
150
D
300

Slide 19 - Quizvraag

De evenwichtshoeveelheid is
A
60
B
30
C
6
D
12

Slide 20 - Quizvraag

De aanbodlijn is een ...
A
dalende lijn
B
stijgende lijn
C
horizontale lijn

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

De aanbodlijn van koffie is als volgt. Door droogte worden er minder koffiebonen geoogst.
Wat gebeurt er met de aanbodlijn?
A
De aanbodlijn gaat naar links
B
De aanbodlijn gaat naar rechts
C
De aanbodlijn verandert niet

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

De vraaglijn is:
A
dalend
B
stijgend
C
verticaal
D
horizontaal

Slide 25 - Quizvraag

De vraaglijn van een product is als volgt. Het inkomen van de vragers stijgt.
Wat gebeurt er met de vraaglijn?
A
De vraaglijn gaat naar links
B
De vraaglijn gaat naar rechts
C
De vraaglijn gaat omlaag
D
De vraaglijn gaat omhoog

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Minimumprijs 
- Er ontstaat een aanbodoverschot
 
- De overheid heeft hierdoor kosten omdat er een aanbodoverschot is en de overheid koopt dit overschot voor de minimumprijs op.

- Een minimumprijs wordt voornamelijk in de landbouwindustrie gebruikt door de overheid.

- Consumentensurplus en producenten surplus verandert. 

Slide 28 - Tekstslide

minimumprijs, landbouw

Slide 29 - Tekstslide

Maximumprijs
Maximumprijs wordt ingesteld door de overheid om de consument te beschermen tegen te hoge prijzen.
Door het instellen van een maximumprijs zullen de winsten van de aanbieders dalen.
Door het instellen van een maximumprijs is de vraag naar een product groter dan het aanbod. Er ontstaat een vraagoverschot.

Slide 30 - Tekstslide

maximumprijs

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Als er veel vraag is..
A
daalt de prijs
B
stijgt de prijs

Slide 33 - Quizvraag

Als er veel aanbod is..
A
daalt de prijs
B
stijgt de prijs

Slide 34 - Quizvraag

Als er weinig vraag is..
A
daalt de prijs
B
stijgt de prijs

Slide 35 - Quizvraag

Als er weinig aanbod is..
A
daalt de prijs
B
stijgt de prijs

Slide 36 - Quizvraag

Wanneer is een markt transparant

Slide 37 - Open vraag

Wat betekent vrije marktwerking?

Slide 38 - Open vraag

Waarom stelt de overheid maximumprijzen in? Geef een voorbeeld

Slide 39 - Open vraag

Slide 40 - Tekstslide


Leerdoelen waren voor mij duidelijk.
😒🙁😐🙂😃

Slide 41 - Poll

Slide 42 - Video