H5 SAMENGEVAT

Hoofdstuk 5. Chemische reacties
§5.1 Reacties en reactieproducten
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5. Chemische reacties
§5.1 Reacties en reactieproducten

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
Aan het einde van de les kan ik:
  1. aan de hand van de molecuulformule van een brandstof voorspellen welke verbrandingsproducten ontstaan. 
  2. O2 en H2 aantonen met aantoningsreacties.
  3. CO2 en H2O aantonen met reagentia.
H5. Chemische reacties
§5.1 Reacties en reactieproducten

Slide 2 - Tekstslide

Verbrandingsproducten
Als je aardgas verbrandt ontstaat er koolstofdioxide en water. 


H5. Chemische reacties
§5.1 Reacties en reactieproducten

Slide 3 - Tekstslide

Verbrandingsproducten
De verbranding van aardgas: 
CH4 + 2 O2 --> CO2 + 2 H2O
De verbranding van benzine:
2 C8H18 + 25 O2 --> 16 CO2 + 18 H2O

Wat valt op ?
H5. Chemische reacties
§5.1 Reacties en reactieproducten

Slide 4 - Tekstslide

Verbrandingsproducten
Bij de verbranding van H ontstaat altijd H2O
Bij de verbranding van C ontstaat altijd CO2
Bij de verbranding van S ontstaat altijd SO2

  1. Een verbinding met een O noem je een oxide.
  2. Metalen die reageren met zuurstof vormen een metaaloxiden, je noemt dit oxideren. 
H5. Chemische reacties
§5.1 Reacties en reactieproducten

Slide 5 - Tekstslide

Aantoningsreacties
Chemici zoeken al eeuwen naar manieren om aan te tonen of een bepaalde stof aanwezig is.

Een aantoningsreactie is een reactie waarmee je de aanwezigheid van een bepaalde stof aantoont. 

De volgende aantoningsreacties moet je kennen:

H5. Chemische reacties
§5.1 Reacties en reactieproducten

Slide 6 - Tekstslide

Aantoningsreacties



Hoofdstuk 3. Verbrandingen
3.4 Volledige en onvolledige verbranding
Zuurstof
Een gloeiende houtspaander gaat feller branden/gloeien
H5. Chemische reacties
§5.1 Reacties en reactieproducten
Waterstof
Wanneer je waterstof verbandt hoor je een duidelijke 'plop'

Slide 7 - Tekstslide

Reagentia
Een reagens is een stof die je kunt gebruiken om een specifieke stof aan te tonen


Hoofdstuk 3. Verbrandingen
3.4 Volledige en onvolledige verbranding
H2O
Wit kopersulfaat kleurt blauw
CO2
Helder kalkwater wordt troebel
H5. Chemische reacties
§5.1 Reacties en reactieproducten

Slide 8 - Tekstslide

Doelen
Als het goed is kan ik nu:
  1. aan de hand van de molecuulformule van een brandstof voorspellen welke verbrandingsproducten ontstaan. 
  2. O2 en H2 aantonen met aantoningsreacties
  3. CO2 en H2O aantonen met reagentia
H5. Chemische reacties
§5.1 Reacties en reactieproducten

Slide 9 - Tekstslide

§5.2 Reactievergelijkingen opstellen

Slide 10 - Tekstslide

Vorige les: wat moet je kunnen?
P2O5
difosforpenta-oxide

Slide 11 - Tekstslide

Er zijn verschillende telwoorden
Getal
Telwoord
1
mono
2
di
3
tri
4
tetra
5
penta

Slide 12 - Tekstslide

We kennen verschillende uitgangen
Laatste element in de formule
uitgang
O
oxide
Cl
chloride
S
sulfide
F
fluoride
I
jodide
P
fosfide

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen deel 2 
  • Je kunt de systematische naamgeving gebruiken om een naam of molecuulformule van een stof te noteren.
  • Je kunt de reactievergelijking van een verbrandingsreactie opstellen.
  • Je kunt een reactievergelijking opstellen op basis van een omschrijving.

Slide 14 - Tekstslide

Verbrandingsreacties

Slide 15 - Tekstslide

Verbrandingsreactie opstellen
-voor een verbrandingsreactie is altijd zuurstof (O2) nodig
Eindproducten vormen een oxide:

element
naam van het oxide
formule
koolstof
waterstof
zwavel

Slide 16 - Tekstslide

Verbrandingsreactie opstellen
-voor een verbrandingsreactie is altijd zuurstof (O2) nodig
Eindproducten:

element
naam van het oxide
formule
koolstof
koolstofdioxide
CO2
waterstof
water
H2O
zwavel
zwaveldioxide
SO2

Slide 17 - Tekstslide

Stappenplan verbrandingsreactie
Stap 1: Noteer de beginstof(fen) voor de pijl
Stap 2: Noteer O2 voor de pijl
Stap 3: Noteer de eindstoffen (oxiden) na de pijl
Stap 4: maak de reactievergelijking kloppend

Slide 18 - Tekstslide

Reactievergelijkingen kloppend maken

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen behaald?
  • Je kunt de systematische naamgeving gebruiken om een naam of molecuulformule van een stof te noteren.
  • Je kunt de reactievergelijking van een verbrandingsreactie opstellen.
  • Je kunt een reactievergelijking opstellen op basis van een omschrijving.

Slide 20 - Tekstslide

Hoofdstuk 5. Chemische reacties
§5.3 Rekenen aan reacties

Slide 21 - Tekstslide

Doelen
Aan het einde van de les kan ik:
  1. met de wet van massabehoud uitleggen dat stoffen in vaste verhoudingen met elkaar reageren.
  2. berekeningen uitvoeren aan de hand van massaverhoudingen. 
Hoofdstuk 5. Chemische reacties
§5.3 Rekenen aan reacties

Slide 22 - Tekstslide

Massabehoud
Bij een chemische reactie verdwijnen geen atomen 
Bij een chemische reactie hergroeperen de atomen zich

Hoofdstuk 5. Chemische reacties
§5.3 Rekenen aan reacties

Slide 23 - Tekstslide

Wet van Lavosier / Wet van behoud van massa
Bij een chemische reactie is de totale massa van de beginstoffen gelijk aan de totale massa van de reactieproducten


Hoofdstuk 5. Chemische reacties
§5.3 Rekenen aan reacties

Slide 24 - Tekstslide

Voorbeeld
Hoofdstuk 5. Chemische reacties
§5.3 Rekenen aan reacties
Al (s) + O2 (g) → Al2O3 (s)
9 gram : 8 gram → 17 gram  

Slide 25 - Tekstslide

Voorbeeld
Hoofdstuk 5. Chemische reacties
§5.3 Rekenen aan reacties
Al (s) + O2 (g) → Al2O3 (s)
9 gram : 8 gram → 17 gram 

Hoeveel g O2 is nodig voor
de verbranding van 22,6 g Al?

Slide 26 - Tekstslide

Stappenplan
  1. Noteer de stofnamen in de eerste kolom
  2. Noteer de massaverhouding in de tweede kolom
  3. Vul de gevraagde massa in
  4. Vul de verhoudingstabel verder in
Hoofdstuk 5. Chemische reacties
§5.3 Rekenen aan reacties

Slide 27 - Tekstslide

Oefenen
waterstofchloride en ammoniak reageren in de verhouding 3,6 : 1,7 tot salmiak. 
Hoeveel gram waterstofchloride heb je nodig om 40 g salmiak te maken? Rond je antwoord af op 1 decimaal 

Hoofdstuk 5. Chemische reacties
§5.3 Rekenen aan reacties

Slide 28 - Tekstslide

Ik kan:
  1. drie broeikasgassen noemen
  2. uitleggen hoe het versterkte broeikaseffect ontstaat
  3. een aantal effecten van het broeikaseffect noemen
  4. een aantal maatregelen noemen om het versterkte broeikaseffect te verkleinen
Leerdoelen

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Natuurlijk broeikaseffect
Versterkt broeikaseffect

Slide 31 - Tekstslide

Broeikasgassen zijn gassen die het versterkte broeikaseffect versterken.
De belangrijkste broeikasgassen zijn: 
  1. methaan (CH4)
  2. lachgas (N2O) 
  3. koolstofdioxide (CO2
Broeikasgassen

Slide 32 - Tekstslide

Fossiele brandstoffen
Aardolie

Steenkool

Aardgas

Bestaan uit 'C' en 'H' atomen

Slide 33 - Tekstslide

Verbranding van een koolwaterstof

  • Aardgas bestaan voornamelijk uit methaan (CH4
  • Deze verband je om bijvoorbeeld je huis op te warmen 
  • CH4 + O2 --> CO2 + H2
  • Fossiele brandstoffen gebruik dragen bij aan broeikaseffect

Slide 34 - Tekstslide

De belangrijkste bronnen van broeikasgassen zijn:
verwarming, elektriciteit, landbouw (veeteelt), transport en industrie, door gebruik van fossiele brandstoffen. 

Dus moet je een manier verzinnen om dit te beperken.
We moeten duurzaam gaan leven

Maatregelen versterkte broeikaseffect

Slide 35 - Tekstslide

Dus wat gaan/kunnen 'jullie' doen:
  1. minder lang douchen of minder vaak in bad gaan
  2. de verwarming lager zetten
  3. in plaats van met de scooter met de fiets gaan
  4. energiezuinige apparaten gebruiken
  5. een dikke trui aantrekken
  6. minder vlees eten
 ..........

Maatregelen versterkte broeikaseffect

Slide 36 - Tekstslide

Aan het einde van de les kan ik:
  1. drie broeikasgassen noemen
  2. uitleggen hoe het versterkte broeikaseffect ontstaat
  3. een aantal effecten van het broeikaseffect noemen
  4. een aantal maatregelen noemen om het versterkte broeikaseffect te verkleinen
Einde van de les: leerdoelen

Slide 37 - Tekstslide