Periode 4_OW 6_§ 8.5. Servicegraad

§ 8.5. Servicegraad
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
commerciele calculatiesMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

§ 8.5. Servicegraad

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
aan het einde van de les kunnen de studenten:

  • Benoemen wat een servicegraad is. 

  • De servicegraad berekenen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Servicegraad
De mate waarin je producten kan leveren. 

Nee-verkopen voorkomen

Hogere service graad meer kosten?!




Slide 3 - Tekstslide

Een lage servicegraad hebben we niet alle producten op voorraad, bij een hoge hebben we nog genoeg op voorraad. Een hogere Servicegraad kan tot meer kosten leiden. Denk aan derving van een restaurant of opstelling van campingplaatsen. 
Servicegraad
Groothandel Sligro heeft 160 soorten wijnen in het assortiment. Nu heeft de groothandel er 80 op voorraad.

Wat is de servicegraad?

16080100=50
%

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In een onderneming is de normale voorraad 30, nu zijn 4 stuks niet leverbaar. Hoeveel producten zijn er aanwezig?
A
25
B
26
C
27
D
28

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een brouwerij heeft 270 verschillende soorten bier, 15 zijn er niet op voorraad.
Bereken de servicegraad op 1 decimaal.
A
90%
B
95,3%
C
94,4%
D
92,5%

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

er zijn maar 15 producten van de normale 35 beschikbaar.
Bereken de servicegraad. Rond af op in decimaal
A
42,6%
B
42,7%
C
42,8%
D
42,9%

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:00
Hoeveel artikelen zou de ondernemer verkopen bij een servicegraad van 100%?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt er bedoeld met de service graad?
A
De mate waarin een bedrijf artikelen kan leveren
B
De hoeveelheid nee-verkopen dat een bedrijf heeft
C
De mate waarin een bedrijf zijn gemiddelde voorraad verkoopt
D
De hoeveelheid producten een bedrijf normaal heeft

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Opdrachten 8.24 t/m 8.28

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


A

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies