Oefentoets thema 3 bloed en bloedsomloop 2 HV

Oefentoets Thema 3 Klas 2HV
De oefentoets bestaat uit drie delen:
- open vragen
- juist/onjuist vragen
- meerkeuze vragen

Lees vooral goed! Denk aan de bonus!
Veel Succes!

Sommige vragen hebben een afbeelding of bron. Die kun je steeds vergroten door er op te klikken.
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets Thema 3 Klas 2HV
De oefentoets bestaat uit drie delen:
- open vragen
- juist/onjuist vragen
- meerkeuze vragen

Lees vooral goed! Denk aan de bonus!
Veel Succes!

Sommige vragen hebben een afbeelding of bron. Die kun je steeds vergroten door er op te klikken.

Slide 1 - Tekstslide

Geef aan of de volgende stellingen waar of niet waar zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Rode bloedcellen hebben celkernen.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

In witte bloedcellen bevindt zich hemoglobine.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag


In bestanddeel P komt fibrinogeen voor.
Klik op het plaatje om te vergoten.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag


Bestanddeel Q speelt een rol bij bloedstolling.
Klik op het plaatje om te vergoten.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Een kransader is een aftakking van de aorta.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag


In de afbeelding  is een doorsnede van het hart op een bepaald moment schematisch getekend. Over deze afbeelding gaat de volgende bewering. 
Op dit moment trekken de kamers zich samen.
Klik op het plaatje om te vergoten.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag


Een te lage bloeddruk kan duizelingen veroorzaken.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag


In de kleine bloedsomloop wordt koolstofdioxide
door het bloed afgegeven aan de lucht.

A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag


Bij vaccinatie (bijvoorbeeld tegen mazelen) wordt gebruik gemaakt van een vaccin.
Een vaccin bevat een dode of verzwakte ziekteverwekker.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Beantwoord de volgende vragen.

Slide 12 - Tekstslide


In de afbeelding een deel van het bloedvatenstelsel van de mens schematisch getekend.  Klik om te vergroten.
Bevat bloedvat 3 zuurstofarm bloed of
zuurstofrijk bloed?






A
zuurstofarm bloed
B
zuurstofrijk bloed
C
zowel zuurstofrijk als zuurstof arm bloed

Slide 13 - Quizvraag


In de afbeelding een deel van het bloedvatenstelsel van de mens schematisch getekend.  Klik om te vergroten.
Stroomt het bloed in bloedvat 4 naar
bloedvat 3 of naar bloedvat 9?







A
bloedvat 3
B
bloedvat 9

Slide 14 - Quizvraag


In de afbeelding een deel van het bloedvatenstelsel van de mens schematisch getekend.  Klik om te vergroten.
Stroomt het bloed in bloedvat 5 naar het
hart toe of van het hart weg?








A
naar het hart toe
B
van het hart weg

Slide 15 - Quizvraag


In de afbeelding een deel van het bloedvatenstelsel van de mens schematisch getekend.  Klik om te vergroten.
De bloeddruk in de bloedvaten 2 en 6 wordt
met elkaar vergeleken.
In welk bloedvat is de bloeddruk het laagst?









A
bloedvat 2
B
bloedvat 6

Slide 16 - Quizvraag

Bij een persoon is een wond ontstoken. In de wond zit een dikke, slijmerige massa waarin veel dode witte bloedcellen en gedode bacteriën voorkomen. Hoe heet deze massa?

Slide 17 - Open vraag


In de afbeelding is het hart met aansluitende bloedvaten schematisch getekend. Klik om te vergroten.
Hoe heet deel 1?

Slide 18 - Open vraag


In de afbeelding is het hart met aansluitende bloedvaten schematisch getekend. Klik om te vergroten.
Uit welke organen stroomt bloed
via deel 2 naar het hart?

Slide 19 - Open vraag


In de afbeelding is het hart met aansluitende bloedvaten schematisch getekend. Klik om te vergroten.
Wat is de functie van de delen die 
met nummer 3 zijn aangegeven?


Slide 20 - Open vraag


In de afbeelding is het hart met aansluitende bloedvaten schematisch getekend. Klik om te vergroten.
Wordt vanuit deel 4 bloed naar de grote of de kleine bloedsomloop gepompt?

Slide 21 - Open vraag


In de afbeelding is een ader schematisch getekend. Klik om te vergroten.
Hoe heten de delen die met P zijn aangegeven?





Slide 22 - Open vraag


In de afbeelding is een ader schematisch getekend. Klik om te vergroten.
Wat is de functie van deze delen P?



Slide 23 - Open vraag


In de afbeelding  is een doorsnede van 
een bepaald type bloedvat getekend.  Klik om te vergroten.
Van welk type bloedvat is dit een tekening?                       Leg uit waaraan je dit kunt zien.




Slide 24 - Open vraag


In de afbeelding een deel van het bloedvatenstelsel van de mens schematisch getekend.  Klik om te vergroten.
Maakt bloedvat 1 deel uit van de grote
bloedsomloop of van de kleine bloedsomloop?




Slide 25 - Open vraag


In de afbeelding een deel van het bloedvatenstelsel van de mens schematisch getekend.  Klik om te vergroten.
Met welk nummer is de leverslagader
aangegeven? Typ alleen het nummer! 




Slide 26 - Open vraag


In de afbeelding een deel van het bloedvatenstelsel van de mens schematisch getekend.  Klik om te vergroten.
Hoe heet het bloedvat dat is aangegeven met 7?





Slide 27 - Open vraag



Vesna heeft toen ze kind was waterpokken gehad. Vesna past regelmatig op de twee kinderen van haar oudere zus.
Eén van deze kinderen krijgt waterpokken. Het blijkt dat Vesna immuun is voor waterpokken. Is de immuniteit van Vesna kunstmatige of natuurlijke immuniteit? Leg je antwoord uit!

Slide 28 - Open vraag


Welke grafiek van diagram 2 van afbeelding 7 geeft dit verband juist weer, grafiek Q, grafiek R of grafiek S? Leg je antwoord uit.

Slide 29 - Open vraag


In de afbeelding is de afweerreactie van het lichaam op een ziekteverwekker schematisch weergegeven in drie tekeningen. Klik om te vergroten.
Welke letter geeft antistof aan? Noteer alleen de letter.




Slide 30 - Open vraag


In de afbeelding is de afweerreactie van het lichaam op een ziekteverwekker schematisch weergegeven in drie tekeningen. Klik om te vergroten.
In welke tekening is de ziekteverwekker het meest schadelijk? Leg je antwoord uit. 





Slide 31 - Open vraag

Beantwoord tenslotte de volgende meerkeuzevragen.


Er is altijd maar één antwoord goed.
Kies het beste antwoord.

Slide 32 - Tekstslide


Waardoor kan bloedarmoede worden veroorzaakt?
A
Doordat bloed gaat stollen binnen een bloedvat
B
Doordat bij een ontsteking veel witte bloedcellen zijn doodgegaan
C
Doordat er te weinig ijzerzouten in het voedsel zitten
D
Doordat het bloed niet door het hele lichaam wordt gepompt

Slide 33 - Quizvraag


Waarom wordt de bloedsomloop van de mens een dubbele bloedsomloop genoemd?
A
Omdat alle rode bloedcellen per omloop twee keer door het hart gaan
B
Omdat de bloedsomloop bestaat uit aders en slagaders
C
Omdat het bloed per omloop twee keer door het hart stroomt
D
Omdat het hart zuurstofarm en zuurstofrijk bloed vervoert

Slide 34 - Quizvraag


De veranderingen van het glucosegehalte en van het zuurstofgehalte van het bloed in de bloedsomloop kunnen in een diagram worden weergegeven.
Klik om te vergroten.
Welk diagram van afbeelding 10 geeft de veranderingen weer als het bloed door de haarvaten van de kleine bloedsomloop stroomt? 









A
diagram 1
B
diagram 2
C
diagram 3
D
diagram 4

Slide 35 - Quizvraag


Lees de bron in de naastgelegen afbeelding en bestudeer het plaatje in de afbeelding daarnaast. Klik om te vergroten.
 Waar veroorzaakt dit stolsel een verstopping?
A
In een arm
B
In een been
C
In de longen
D
In het hoofd

Slide 36 - Quizvraag


In welke bloedvaten (longader, longslagader, kransslagader en poortader) stroomt zuurstofarm bloed?
A
In de longader en in de kransslagader
B
In de longader en in de poortader
C
In de longslagader en in de kransslagader
D
In de longslagader en in de poortader

Slide 37 - Quizvraag


Wat is er aan de hand bij een persoon die trombose heeft?
A
Deze persoon heeft een bloedstolsel binnen een bloedvat
B
Deze persoon heeft een ontstoken wond, waarbij veel witte bloedcellen zijn doodgegaan
C
Deze persoon heeft te weinig ijzerzouten binnengekregen met het voedsel

Slide 38 - Quizvraag


In welke richting stroomt het bloed tijdens de hartpauze?
A
Van de holle aders en longaders naar de boezems
B
Van de kamers naar de longslagaders en aorta
C
Van kamers naar de boezems

Slide 39 - Quizvraag


Een cardioloog maakt een diagram van de verandering van het volume van de hartkamers tijdens de hartslag. In afbeelding 12 is deze verandering weergegeven. In het diagram worden fase 1 en fase 2 onderscheiden.
Wat gebeurt er in fase 1?

A
Er wordt bloed vanuit de boezems naar de kamers gepompt
B
Er wordt bloed vanuit de kamers naar de boezems gepompt
C
C Er wordt bloed vanuit de kamers naar de rest van het lichaam gepompt

Slide 40 - Quizvraag

In weefselvloeistof komen onder andere koolstofdioxide, voedingsstoffen en zuurstof voor.
Welke van deze stoffen worden door de cellen opgenomen?
A
Alleen voedingsstoffen en koolstofdioxide
B
Alleen voedingsstoffen en zuurstof
C
Koolstofdioxide, voedingsstoffen en zuurstof

Slide 41 - Quizvraag


 In de afbeelding is een haarvatennet van een mens schematisch getekend. Enkele delen zijn genummerd. Klik om te vergroten.
Met welk nummer is een adertje aangegeven? 









A
1
B
3
C
5

Slide 42 - Quizvraag


 In de afbeelding is een haarvatennet van een mens schematisch getekend. Enkele delen zijn genummerd. Klik om te vergroten.
In deel 2 bevindt zich vocht. Dit vocht ontstaat doordat in de haarvaten  vocht naar buiten wordt geperst. Waardoor wordt vocht naar buiten geperst?

A
Door de bloeddruk
B
Door de druk van bloedvaten op de cellen
C
Door de druk van de cellen op de wand van de bloedvaten

Slide 43 - Quizvraag


 In de afbeelding is een haarvatennet van een mens schematisch getekend. Enkele delen zijn genummerd. Klik om te vergroten.
In deel 3 bevindt zich vocht. Hoe heet dit vocht? 


A
Bloedplasma
B
Lymfe
C
Weefselvloeistof

Slide 44 - Quizvraag

Slide 45 - Tekstslide