Na werkwoorden die aangeven wat je wel of niet leuk vindt:
love, like en hate.
Bijvoorbeeld: I love reading books.
Het lijkt veel op de continuous tense. Maar is het niet. I am reading a book.
na werkwoorden: promise, want, decide, plan, hope, ask, refuse, expect.
Bijvoorbeeld: I want to volunteer at the community centre.
We refuse to go out tonight.