Future tenses (3H)

Future tenses: predictions, plans, schedules, and offers
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Future tenses: predictions, plans, schedules, and offers

Slide 1 - Tekstslide

Op welke manieren kun je in het Engels een future tense maken?

Slide 2 - Woordweb

Leerdoelen:
Begrijpen wanneer je de present simple, present continuous, be going to, en will/shall gebruikt bij de toekomst

Slide 3 - Tekstslide

Present simple
Toekomst volgens een vast schema:
  • The train leaves at 8.07 a.m.
  • The show begins at 7 o'clock.
  • What time does English class start?

Vorm:
ww / ww + s
Bij vragen / ontkenningen: do / does + ww

Slide 4 - Tekstslide

Present continuous
Gepland en en vrijwel zeker dat het gaat gebeuren:
  • We are visiting my grandparents tomorrow.
  • The band is playing at a party this Saturday.
  • Sadly, Sam is not coming to the party.

Vorm:
am / is / are ww+ing

Slide 5 - Tekstslide

be going to + hele werkwoord
Als het plan er al was voor het gesprek:
  • We are going to visit the museum.
  • I am going to take the bus today.

Bij een voorspelling gebaseerd op bewijs:
  • Look at the sky! It is going to rain soon.
  • My friends are not going to like this film because they dislike 
      musicals.

Slide 6 - Tekstslide

will / shall + hele werkwoord
Bij een plan dat tijdens het gesprek ontstaat:
  • I've decided! I will buy her flowers for her birthday.
Bij een aanbod, belofte, voorstel, verzoek, weigering:
  • Shall we help you prepare for the test?
Bij een voorspelling gebaseerd op een mening of bij onzekerheid toekomst:
  • They will probably be late. 
Bij feiten / algemene waarheden:
  • A nice person will let people exit the train before going in.

Slide 7 - Tekstslide

will / shall + hele werkwoord
Bij een plan dat tijdens het gesprek ontstaat:
  • I've decided! I will buy her flowers for her birthday.
Bij een aanbod, belofte, voorstel, verzoek, weigering:
  • Shall we help you prepare for the test?
Bij een voorspelling gebaseerd op een mening of bij onzekerheid toekomst:
  • They will probably be late. 
Bij feiten / algemene waarheden:
  • A nice person will let people exit the train before going in.
Shall = bij vraag bij I en we

Slide 8 - Tekstslide

He thinks that she ... win.
A
is going to
B
will
C
shall
D
am going to

Slide 9 - Quizvraag

The race ... at 3 p.m. this afternoon.
A
is going to start
B
will start
C
starts
D
is starting

Slide 10 - Quizvraag

I ... my friends this weekend.
A
am meeting
B
meet
C
will meet
D
shall meet

Slide 11 - Quizvraag

A scared cat ... you.
A
scratches
B
will scratch
C
is going to scratch
D
is scratching

Slide 12 - Quizvraag

Your tires ... since the road is slippery.
A
will slip
B
are slipping
C
slips
D
are going to slip

Slide 13 - Quizvraag

Do:
Exercises 6, 7, and 8 in your book on pages 102 and 103.
Tip: don't forget to do both exercise 6a and 6b.

Done early?
Study the vocabulary of Unit 3.2

timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide