Sales 2

In welke situatie komt cognitieve dissonantie vooral voor?
A
bij het aankoopgedrag van de consument
B
bij het koopgedrag van een organisatie
C
allebei
D
geen van beide
1 / 18
volgende
Slide 1: Quizvraag
salesMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

In welke situatie komt cognitieve dissonantie vooral voor?
A
bij het aankoopgedrag van de consument
B
bij het koopgedrag van een organisatie
C
allebei
D
geen van beide

Slide 1 - Quizvraag

Wat is geen behoefte volgens Maslow?
A
zelf-ontplooing
B
behoefte aan veiligheid
C
behoefte aan sociale contacten
D
behoefte aan acceptatie

Slide 2 - Quizvraag

De eerste basisbehoefte bij Maslow is
A
veiligheid
B
bescherming
C
liefde
D
slaap

Slide 3 - Quizvraag

Waarin verschilt persoonlijke verkoop van reclame?
A
Het is een eenrichtingsverkeer
B
Het is een tweerichtingsverkeer

Slide 4 - Quizvraag

Voor wat voor soort producten is persoonlijke verkoop niet passend?

A
Specialty goods
B
Shopping goods
C
Convenience goods
D
Webwinkel

Slide 5 - Quizvraag

Hygiënefactoren (dissatisfiers) zijn volgens HerzberG:
A
volgens Herzberg een voorwaarde om überhaupt gemotiveerd te kunnen worden
B
de motivatiefactoren
C
geen van beide

Slide 6 - Quizvraag

Een kledingzaak maakt en verkoopt luxe gala- en feestkleding in het hoge segment. Welk koopgedrag hebben nieuwe klanten van deze kledingzaak?
A
BPO
B
RAG
C
UPO

Slide 7 - Quizvraag

Welk begrip betekent hoe vaak een klant terugkeert/hoelang hij blijft hangen?
A
Klantloyaliteit
B
Customer life time value
C
Klantretentie
D
Customer rating

Slide 8 - Quizvraag

Cold calling is een vorm van directe acquisitie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Je belt een prospect. Waarvan is sprake?
A
Directe Acquisitie
B
Indirecte Acquisitie

Slide 10 - Quizvraag

Je bedrijf wordt aanbevolen door een klant aan een andere klant. Waarvan is sprake?
A
Directe Acquisitie
B
Indirecte Acquisitie
C
Receptieve verkoop
D
Actieve verkoop

Slide 11 - Quizvraag

Waar staat RAG voor?
A
Routinematig verkoopgedrag
B
Routinematig aankoopgedrag
C
Beperkt routinematig aankoopgedrag
D
Uitgebreid routinematig aankoopgedrag

Slide 12 - Quizvraag

UPO (Uitgebreid ProbleemOplossend aankoopgedrag) past het beste bij
A
Convenience goods
B
Shopping goods
C
Specialty goods
D
low involvement goods

Slide 13 - Quizvraag

Waar vallen convenience goods onder?
A
RAG
B
UPO
C
BPO

Slide 14 - Quizvraag

Welk koopgedrag heeft het langste aankoopproces?
A
New task
B
Modified rebuy
C
Straight rebuy

Slide 15 - Quizvraag

Koopgedrag consument
Koopgedrag organisatie
RAG
straight rebuy
BPO
UPO
modified rebuy
new task

Slide 16 - Sleepvraag

Waar staat BPO voor?
A
Beperkt probleemoplossend aankoopgedrag
B
Uitgebreid probleemoplossend aankoopgedrag
C
Beperkt routinematig aankoopgedrag
D
Beperkt probleemoplossend verkoopgedrag

Slide 17 - Quizvraag

Waar staat UPO voor?
A
Uitgebreid routinematig aankoopgedrag
B
Uitgebreid probleemoplossend verkoopgedrag
C
Uitgebreid probleemoplossend aankopgedrag
D
Beperkt probleemoplossend aankoopgedrag

Slide 18 - Quizvraag