Planning

Planning
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
PersoneelsbeleidMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Planning

Slide 1 - Tekstslide

Definitie planning:

Het zodanig afstemmen van werkzaamheden dat de gestelde doelen worden gehaald

(draaiboek, introductieplanning, agenda)
Definitie rooster:

Het schema waarin vastgelegd is welke taken op welk moment door wie moeten worden gedaan

(werkrooster, corveerooster, Eduarte)

Slide 2 - Tekstslide

Stappenplan rooster maken
1. Werkzaamheden inventariseren
2. Inventariseren wie de werkzaamheden uitvoert
3. Inventariseren wanneer de werkzaamheden worden gedaan
4. Inventariseren hoe lang de werkzaamheden mogen duren
5. Inventariseren welke resultaten behaald moeten worden
6. Rooster maken
7. Evalueren en bijsturen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Hoe plan je je personeel zo in dat je de juiste personeelsbezetting hebt?​
Waar houd je als leidinggevende allemaal rekening mee om een optimale personeelsbezetting te hebben op je afdeling?​ 


Opdracht: ​
Maak samen met je klasgenoot een lijstje met 10 punten​

Slide 5 - Tekstslide

Bespreken opdracht​
Wat is personeelsplanning? ​
Het op elkaar afstemmen van de personeelsbehoefte en de beschikbaar-heid.
O.a rekening houden met:​
- werktijden                          - ziekte                                   - verantwoordelijkheden per
- vakantiedagen​                 - afwezigheid                          functie
- verlof​                                    - opleidingsniveau             - omzet
- aantal medewerkers     - beschikbare budget

Slide 6 - Tekstslide

De personeelsplanning moet in evenwicht zijn met betrekking tot de volgende onderdelen:​
Het (opleidings)niveau: de kwalitatieve behoefte aan personeel​
Het aantal medewerkers: de kwantitatieve behoefte aan personeel​

Slide 7 - Tekstslide

Kwantitatieve personeelsbehoefte
Kwantitatief = aantal​
Het aantal medewerkers is gebaseerd op de hoeveelheid taken en de duur en zwaarte van de werkzaamheden​ 

Vast versus tijdelijk
Vaste personeelsbehoefte: de activiteiten in een onderneming vragen om een bepaalde minimale bezetting van personeel (fulltimers en/of parttimers)​
Tijdelijke personeelsbehoefte: de activiteiten in een onderneming zijn bijvoorbeeld seizoensgebonden: denk aan horeca of reisbranche: juni/juli/aug/sep zijn vaak de drukste maanden: tijdelijk meer personeel nodig​

Slide 8 - Tekstslide

Kwalitatieve personeelsbehoefte
Kwalitatief = kwaliteit​
Wat bepaalt de kwaliteit van jouw medewerkers?​ 
  • Kennis (bv opleiding)​ 
  • Werkervaring​
  • Vaardigheden (bv communicatieve en sociale vaardigheden)​
  • Houding​


Slide 9 - Tekstslide

Waar moet je rekening mee houden bij roosteren?
  • Dag van de week / feestdag/ grote bestellingen
  • Inzet van personeel (ervaren of niet ervaren, leerling, vaste kracht)​
  • Situatie van personeelsleden; ziek, vrij, vakantie, problemen​
  • Budget: vaste krachten, vakantiekrachten
  • Fulltime of parttime contract: inzetbaarheid – wanneer werk je fulltime?

Slide 10 - Tekstslide

FTE = FullTime-Equivalent/Employee
Een factor dat het aantal uren aangeeft die staan voor de functie in verhouding tot een fulltime werkweek 

​1,0 fte = volledige werkweek = 36-40 uur 
0,1 fte = 1/10 deel van volledige werkweek = 1:10 * 40 = 4 uur​ 

Maak opdracht 3.12 op blz. 80

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

HOEVEEL FTE IS DIT IN TOTAAL?
7 mensen die werken 2 dagen per week
4 mensen die werken 5 dagen per week
8 mensen die werken 3 dagen per week
21 mensen die werken 4 dagen per week

Slide 13 - Open vraag

Uitleg
2 dagen p.w. = 16 uur = 0,4 fte dus 7 * 0,4 fte = 2,8 fte
5 dagen p.w. = 40 uur = 1,0 fte dus 4*1,0 fte = 4,0 fte
3 dagen p.w. = 24 uur = 0,6 fte dus 8*0,6 fte = 4,8 fte
4 dagen p.w. = 32 uur = 0,8 fte dus 21*0,8 fte = 16,8 fte

2,8 + 4,0 + 4,8 + 16,8 = 28, 4 fte

Slide 14 - Tekstslide

HOEVEEL FTE IS DIT IN TOTAAL?
4 mensen die werken 4 dagen per week
6 mensen die werken 1 dag per week
12 mensen werken 5 dagen per week
5 mensen die werken 3 dagen per week

Slide 15 - Open vraag

Hoe weet je hoeveel medewerkers je per dag nodig hebt?
Het mogelijke doel kan bijvoorbeeld zijn: de gewenste te behalen omzet​ per dag
Gegeven:​ 
1 werkdag = 8 uur​ 
Productiviteit van 1 medewerker is : € 1000,- per werkdag = € 125,- per uur​

Voorbeeld:
Je wilt als reisbureau € 3000,- per dag omzetten
Berekening aantal benodigde medewerkers:
€ 3000,- : € 125,-p/u = 24 uren nodig om € 3.000,- om te zetten​
24 uur : 8 uur = 3,0 medewerkers = 3,0 fte​ per dag

Slide 16 - Tekstslide

Verzuim, Verlof en Verloop
  1. Verzuim = ziekte​
   2. Verlof = vrije dagen​ 
   3. Verloop = in- en uitstroom van personeel​ 



Slide 17 - Tekstslide

Verlof

Geregeld in wet en/of cao

  • Burgerlijk Wetboek (BW): recht op vakantiedagen (wettelijke vakantiedagen)
  • Wet arbeid en zorg (Wazo) : diverse verlofsoorten.  Deze wet heeft tot doel de combinatie van arbeid en zorg te vergemakkelijken, zodat het  aantrekkelijker wordt te (blijven) werken.
  • Cao: Bijzonder of buitengewoon verlof én de bovenwettelijke vakantiedagen

Slide 18 - Tekstslide

Burgerlijk Wetboek
  • Wettelijk recht op vakantiedagen/-uren per jaar: vier maal de overeengekomen arbeidsduur per week
  • Als je veertig uur werkt heb je 160 uur wettelijke vakantieuren per jaar
    5 dagen per week werken betekent 20 vakantiedagen per jaar
  • Vakantiedagen zijn vaak vastgelegd in een cao. De extra uren/dagen die je krijgt, worden bovenwettelijke uren/dagen genoemd.

Slide 19 - Tekstslide

Heeft een bakker volgens de CAO bovenwettelijke vakantiedagen? Zo ja hoeveel?

Slide 20 - Open vraag

Bovenwettelijke vakantiedagen

Slide 21 - Tekstslide

Wazo (Wet arbeid en zorg)
  1. zwangerschaps- en bevallingsverlof 
  2. ouderschapsverlof 
  3. kortdurend zorgverlof 
  4. calamiteitenverlof 
  5. adoptieverlof 
  6. langdurend zorgverlof
  7. geboorteverlof partner 

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht
Elk groepje krijgt een verlof toegewezen. Jullie gaan op zoek naar wat het verlof inhoudt en maken hier een presentatie van met 1 of 2 pagina's die je presenteert aan de klas.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Bijzonder of buitengewoon verlof in cao

  1. Ondertrouw
  2. Huwelijk
  3. Huwelijk 1e en 2e graads familielid
  4. Jubilea (dienst- en huwelijksjubilea)
  5. Verhuizing
  6. Overlijden
  7. Noodzakelijk bezoek aan dokter of specialist
Bijzonder verlof is niet wettelijk vastgelegd. In elke CAO is dit beschreven.

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht
Elk groepje krijgt een bijzonder/buitengewoon verlof toegewezen. Jullie gaan op zoek naar wat het verlof inhoudt en maken hier een presentatie van met 1 of 2 pagina's die je presenteert aan de klas.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Verloop
Personeelsverloop is de wisseling van medewerkers binnen een organisatie door (al dan niet gedwongen) vroegtijdig vertrek, ziekte en pensioen. Het begrip wordt uitgedrukt in het aantal medewerkers dat op jaarbasis je organisatie verlaat ten opzichte van het totale personeelsbestand.

Slide 28 - Tekstslide

Waarom is het voor een bedrijf belangrijk inzicht te hebben in de 3 V's?

Slide 29 - Open vraag