In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Herzlich Willkommen im Deutschunterricht!
Heute braucht ihr:
- Buch / Laptop
- Heft
- Kugelschreiber
Montag 19. September 2022
Nachsommer - Woche 38
Slide 1 - Tekstslide
Was machen wir heute?
1) Deine Wochenende
2) Grammatik E + F Aufgaben
3) Wörter Lektion 1 bis 4
4) Aktuelles
Slide 2 - Tekstslide
Am Samstag habe ich ...
Am Sonntag habe ich ...
gelernt / gelesen.
ausgeschlaffen.
geschwommen.
genetflixt.
gegessen.
mit Freunden getroffen.
eine Feier gehabt.
Games gespielt.
Sport getrieben.
Musik gemacht.
gefaulenzt
usw. ...
morgens / mittags /abends
den ganzen Tag / und
Slide 3 - Tekstslide
Grammatik F + G (S. 32-33)
Het bepaald en onbepaald artikel: "de/het" of "een"
Zelfstandig naamwoorden met hoofdletter
Mannelijk / vrouwelijk / onzijdig
der - mannelijke woorden
die - vrouwelijk en meervoud
das - onzijdige woorden ("het"-woorden)
)
der-Gruppe
Slide 4 - Tekstslide
Nominativ - eerste naamval
DER => mannelijk = de >> EIN
DAS => onzijdig = het >> EIN
DIE => vrouwelijk = de >> EINE
DIE => meervoud = geen >> KEINE
)
ein-Gruppe
kijk naar geslacht van het zelfstandig naamwoord en dan weet je ein of eine (of der / die / das)
Slide 5 - Tekstslide
ein of eine ... Lehrer (leraar)
A
ein
B
eine
Slide 6 - Quizvraag
ein of eine ... Katze (poes)
A
ein
B
eine
Slide 7 - Quizvraag
ein of eine ... Haus (het huis)
A
ein
B
eine
Slide 8 - Quizvraag
kein of keine Wir wollen ... Hausaufgaben.
A
kein
B
keine
Slide 9 - Quizvraag
Bedenk een zelfstandig naamwoord in het Duits dat je al kent of hebt geleerd. Verander het bepaalde lidwoord (der-Gruppe) naar een onbepaald lidwoord (ein-Gruppe).
Slide 10 - Open vraag
Bezittelijk voornaamwoord, S. 33
mijn
jouw
zijn
haar
zijn
onze
jullie
hun
uw
mein-e
dein-e
sein-e
ihr-e
sein-e
unser-e
euer
eure
ihr-e
Ihr-e
Welk geslacht heeft het woord waar het bezittelijk voornaamwoord op slaat?
mannelijk/onzijdig = geen "+e"
vrouwelijk/meervoud = +e
Slide 11 - Tekstslide
Welk bezittelijk voornaamwoord past hier: Sie ist ... (mijn) Schwester
A
meine
B
mein
C
ihre
D
ihr
Slide 12 - Quizvraag
Welk bezittelijk voornaamwoord past hier: Das sind .... (jouw) Freunde.
A
keine
B
deine
C
dein
D
kein
Slide 13 - Quizvraag
Welk bezittelijk voornaamwoord past hier: Das ist .... (zijn) Buch
A
sein
B
seine
C
dein
D
deine
Slide 14 - Quizvraag
Welk bezittelijk voornaamwoord past hier: Das sind ... (onze) Brüder (mv)
A
unser
B
eure
C
unsere
D
euer
Slide 15 - Quizvraag
überprüfen / neue Hausaufgaben
Lektion 4: Übung 8, 9, 10(S. 33)
Übung 11, 12, 13 (S. 34-35)
Ondertussen bekijk ik jullie huiswerk van afgelopen week!
Slide 16 - Tekstslide
neue Hausaufgaben
Lektion 4: Übung 8, 9, 10(S. 33)
Übung 11, 12, 13 (S. 34-35)
Ondertussen bekijk ik jullie huiswerk van afgelopen week!
Übung 2:
2 Sie wohnt in München.
3 Sie wohnt mit ihrem Vater, ihrer Stiefmutter und zwei Stiefbrüdern.
5 Er hat einen Bruder und eine Schwester.
8 Sie sprechen in der großen Pause weite
Übung 5:
2) Wo wohnst du
3) Woher kommst du
4) Wie alt bist du
5) Hast du Geschwister?
6) WIe alt sind deine Geschwister
Übung 4:
2 + 4 Cousin/Neffe
3 + 5 Cousine/Nichte
2) Ich bin in ... geboren.
3) Ich wohne in ...
4) Ich bin (eigen antwoord) Jahre alt.
5) Ja, ich habe ... / Nein, ich habe ...
6 )Mein Bruder / Meine Schwester ist ... Jahre alt.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Op welk beroemd feest is Checker Tobi?
A
Fall der Mauer
B
Weihnachtsmarkt
C
Oktoberfest
D
Herbstfest
Slide 20 - Quizvraag
Was weißt du über das ...
Oktoberfest
Slide 21 - Woordweb
Slide 22 - Video
01:04
Hoeveel voetbalvelden bevat het festivalterrein (alleen cijfers gebruiken)
Slide 23 - Open vraag
01:19
Wat is de Theresiawiese.
A
Op de wijze van Theresia.
B
Theresia is de eigenaar.
C
Een groot grasveld.
Slide 24 - Quizvraag
01:23
Hoe noemen de mensen uit München het Oktoberfest ?
Slide 25 - Open vraag
Slide 26 - Video
02:25
Wanneer beginnen ze doorgaans met de bouw van het Oktoberfest?
A
Mei
B
Juli
C
Juni
D
Augustus
Slide 27 - Quizvraag
02:48
Hoeveel tijd kost het bouwen van de Alpina "Achterbahn"
A
1 Woche
B
2 Wochen
C
3 Wochen
Slide 28 - Quizvraag
04:11
Hoeveel LKW's (vrachtwagens) zijn er nodig om de achtbaan te vervoeren (vul alleen getal in).
Slide 29 - Open vraag
04:29
Wat zijn "Fahrgeschäfte"?
A
auto's
B
woonwagens
C
vrachtauto's
D
attractie's
Slide 30 - Quizvraag
Slide 31 - Video
07:21
Hoeveel Fahrgeschäfte zijn er op het Oktoberfest.
A
Meer dan 50
B
Meer dan honderd
C
Meer dan 150
D
Meer dan tweehonderd
Slide 32 - Quizvraag
07:38
Hoeveel "Essenstände" zijn er op het Oktoberfest? (vul getal in)
Slide 33 - Open vraag
07:58
Hoeveel jaar staat de "Krinoline" op het Oktoberfest? (alleen getal invoeren)
Slide 34 - Open vraag
Slide 35 - Video
10:27
Wat was de reden van het eerste Oktoberfest
A
Bruiloft
B
Paardenwedstrijd
C
Feestdag
Slide 36 - Quizvraag
10:56
Welke volgorde klopt
A
Eettentjes, attracties, paardenrennen
B
Paardenrennen, eettentjes, attracties
C
Attracties, paardenrennen, eettentjes
Slide 37 - Quizvraag
11:41
Waarom begint het Oktoberfest in september?
A
Past beter in de agenda's
B
Anders valt het tegelijk met de herfstvakantie.
C
Het is te kort na de zomer
D
Het weer is dan beter.
Slide 38 - Quizvraag
Slide 39 - Video
12:18
Wat zijn de drie essentials in een Biertent (Bierzelt)
A
Bier, Wurst und Brezel
B
Bier, Hänchen, Brezel
C
Wurst, Hänchen en Brezel
D
Wein, Hänchen und Brezel
Slide 40 - Quizvraag
12:49
Hoeveel halve haantjes worden er tijdens het Oktoberfest gegeten (alleen getallen invullen)