Herhaling H1 plus veenfiets

Herhaling H1 plus veenfiets
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling H1 plus veenfiets

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Belangrijke punten veenfiets
Herhaling H1

Slide 2 - Tekstslide

Veenfiets
A. Wat valt je op aan het Veenweide gebied? Let op bodemgebruik (Kies uit:
fruitteelt/veeteelt/akkerbouw), de verkaveling (kies uit
blokverkaveling/langgerekt) en hoogteligging (kies uit :hoger/lager).
B. In eerste instantie kon er door boeren nog akkerbouw bedreven worden, later
moesten zij overschakelen op veeteelt. Waarom was dit?
D. Waarom staan bij het gemaal de sloten niet loodrecht op de Kameriksche
wetering?
E. Welk waterschap is er verantwoordelijk voor de bemaling/ontwatering bij het
gemaal Kamerik-Teylingens en hoe lang doen ze dit al?
F. Wat was vroeger het schaalniveau van de waterschappen en wat is nu het
schaalniveau waarop het zijn taken uitvoert?

Slide 3 - Tekstslide

Veenfiets
1. Welk milieuprobleem veroorzaakt de intensivering van een veebedrijf?

2. In de zomermaanden is de verdamping groter/kleiner dan de
neerslag.Hierdoor gaat het polderpeil omhoog/omlaag. Hierdoor gaat de
kwaliteit van het water omhoog/achteruit en wordt de inklinking minder/meer.
Wat zou je hier tegen kunnen doen?

3. Vroeger lag het land net zo hoog als het dak waar je nu op staat. Wat is er met
de bodem gebeurd en hoe noemen we dit verschijnsel

4. Geef 3 redenen waarom de inlaat van water in periodes van droogte belangrijk is.

Slide 4 - Tekstslide

Veenfiets
1. Het waterpeil van de Kromme Mijdrecht ligt hoger / lager dan het water
van de Nieuwkoopse Plassen.
2. Zodoende stroomt er voedselrijk / voedselarm water uit de polder,
waar de weilanden worden bemest, richting het natuurgebied.
3. Dat is wel / niet gunstig voor de variatie aan planten en dieren in het
gebied.
4. Hoe voedsel armer het water in een gebied des te minder / des te
meer soorten planten er voor komen.

Slide 5 - Tekstslide

Veenfiets
1. Dit is een eutroof / oligotroof gebied
2. Dat heeft tot gevolg dat hier heel veel / heel weinig verschillende
soorten planten groeien. 
3. Het gebied ligt expres laag / hoog ten opzichte van het omringende
land, zodat er voldoende /geen water van buitenaf in kan stromen
4. Het waterpeil in de Zegveldse Schralen wordt kunstmatig hoog / laag
gehouden, zodat er voldoende / geen water van buitenaf in kan
stromen.
Het water dat wél binnen stroomt uit de Meije wordt eerst via een lange 
weg omgeleid zodat riet en andere planten het Meijewater eerst
zuiveren. 
5. Het gebied wordt juist nooit / juist goed gemaaid om plantenmassa
met daarin allerlei voedingszouten af te voeren.
6. Het gebied wordt op deze manier steeds eutrofer óf oligotrofer

Slide 6 - Tekstslide

H1 
1.1: Het belang van de landbouw
1.2 De rol van Europa
1.3 Europese landbouw 

Slide 7 - Tekstslide

Tekst
Boer Karels verbouwt alleen nog maar suikerbieten. Zijn runderen heeft hij allemaal verkocht. 
Boer van Es heeft zijn tuinbouwbedrijf nooit uitgebreid, maar kweekt inmiddels wel drie keer zoveel paprika's als toen hij begon. 
Boer Stam heeft het bedrijf van zijn buurman overgenomen. Daardoor heeft hij nu honderd schapen meer. 
Boer de Reuver weet nog goed dat zijn vader de alleerleerste tractor kocht. Daarvoor deden ze alle klusjes op de boerderij met de hand. 
Specialisatie
Intensivering
Mechanisatie
Schaalvergroting

Slide 8 - Sleepvraag

1.1: Belangrijke punten
Ontwikkelingen landbouw:
industrialisatie, productieketen voedsel

Verschillen Polen & Nederland
Belang landbouw, ruimtegebruik, economie, leefbaarheid, politiek

Slide 9 - Tekstslide

De bedrijven die zorgen voor alle activiteiten in het proces na de productie van de boeren het samen agribusiness
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Polen exporteert jaarlijks voor zo'n 82 miljard aan agrarische producten. Voor Nederland is dit 25 miljard.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

In Nederland werken meer mensen in de primaire sector dan in Polen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen grondgebonden landbouw en niet-grondgebonden landbouw?

Slide 13 - Open vraag

1.2 Belangrijke punten
Mijlpalen EU op landbouw en platteland
Alle mijlpalen kennen!
Volgorde, tijdsperiode én de kenmerken
Kerndoelen
GLB= gemeenschappelijk landbouwbeleid!

Slide 14 - Tekstslide

1
2
3
EU
EGKS
EEG

Slide 15 - Sleepvraag

Wat was de belangrijkste maatregel van het invoeren van het GLB?
A
Schaalvergroting
B
Intensivering
C
Inkomenssubsidies
D
Productsubsidies

Slide 16 - Quizvraag

Waarom werden bij mijlpaal 4 productiequotums ingevoerd?

Slide 17 - Open vraag

Welk derde doel is bij de nieuwe GLB erbij gekomen?
A
Quotums moeten gehandhaafd blijven
B
Een stabiel inkomen voor boeren realiseren
C
Meer focus op verduurzamen
D
Voldoende betaalbaar voedsel voor iedereen

Slide 18 - Quizvraag

1.3 Europese landbouw en de rest van de wereld
Grote organisaties
World Trade Organization (WTO) en Fort Europa
TTIP

Vrijhandel en concurrentiestrijd

Slide 19 - Tekstslide

Wat probeert de WTO te bereiken?
A
Protectionisme
B
Volledige vrijhandel
C
Promotie uitvoersubsidies
D
Opkomen belangen centrum landen

Slide 20 - Quizvraag

Hoe beschermt de EU haar eigen landbouwsector? (Fort Europa)

Slide 21 - Open vraag

Zelfstandig werken
Checken helemaal bij met huiswerk?
Examentraining H1 maken

KLaar?
Huiswerk nakijken
Oefenen/ Leren/Samenvatten
Vragen stellen

Slide 22 - Tekstslide