In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Een nieuw hoofdstuk!
We beginnen met fictie...
Slide 1 - Tekstslide
Maar eerst:
denk alvast even na over wat we het vorige hoofdstuk hebben geleerd...
Wat weet je nog over fictie en non-fictie?
Waaraan herken je de hoofdpersoon van een verhaal?
Slide 2 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?
Slide 3 - Woordweb
Waaraan herken je de hoofdpersoon van een verhaal ook alweer?
Slide 4 - Open vraag
Lesdoel:
- aan het einde van de les kun je spanningsvragen bij een tekst bedenken
- aan het einde van de les kun je benoemen of een tekst chronologisch geschreven is of niet
Slide 5 - Tekstslide
Wat wordt bedoeld met
'chronologisch'?
Een chronologisch verhaal is een verhaal dat netjes van a tot z verteld wordt.
Bijvoorbeeld: een mens wordt geboren, het leeft, wordt ouder en gaat dan weer dood.
Zonder terugblikken (flashbacks) dus.
Slide 6 - Tekstslide
Wat is een spanningsvraag?
Spanningsvragen zijn vragen die het verhaal bij je oproepen.
Je wordt nieuwsgierig gemaakt om verder te lezen.
Een trucje om een spanningsvraag bij je op te roepen, is een cliffhanger. Dat zie je bijvoorbeeld bij series: de aflevering stopt op een spannend moment, zodat je gedwongen wordt verder te kijken - omdat je wiil weten hoe het afloopt.
Slide 7 - Tekstslide
Open: Talent
Ga naar hoofdstuk 4.
Open: 4.1 Fictie
Zoek de leestekst ‘Pokerface’ (die vind je bij opdracht 2)