feiten en meningen, moeilijke woorden en tekstverbanden

Feiten en meningen, moeilijke woorden en tekstverbanden

Telefoon in de telefoontas
Zitten volgens de plattegrond
Laptop, schrift en Boek A op tafel
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Feiten en meningen, moeilijke woorden en tekstverbanden

Telefoon in de telefoontas
Zitten volgens de plattegrond
Laptop, schrift en Boek A op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Nakijken
Feit of mening?
Moeilijke woorden
Tekstverbanden
Aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken
We gaan nakijken: Bladzijde 82 opdracht 5 en 6.

Slide 3 - Tekstslide

Feit of mening?
De Maastoren is het hoogste gebouw in Nederland.
A
Feit
B
Mening

Slide 4 - Quizvraag

Feit of mening?
De Maastoren is op 28 mei 2010 geopend
A
Feit
B
Mening

Slide 5 - Quizvraag

Feit of mening?
De Maastoren is het mooiste gebouw in Rotterdam
A
Feit
B
Mening

Slide 6 - Quizvraag

Feit of mening?
De wolf is een bedreigde diersoort volgens de EU.
A
Feit
B
Mening

Slide 7 - Quizvraag

Feit of mening?
De wolf is een vervelend dier.
A
Feit
B
Mening

Slide 8 - Quizvraag

Moeilijke woorden
Hoe spreek je dit woord uit:

Llanfairpwllgwyngyllgogerychwyrndrobwllllantysiliogogogoch

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Moeilijke woorden
Soms kom je tijdens het lezen een woord tegen waarvan je niet weet wat het betekent (gefingeerd). Wat moet je dan doen?

Slide 11 - Tekstslide

Moeilijke woorden
Soms kom je tijdens het lezen een woord tegen waarvan je niet weet wat het betekent (gefingeerd). Wat moet je dan doen?

Stap 1. Kijk of het belangrijk is.

Slide 12 - Tekstslide

Moeilijke woorden
Soms kom je tijdens het lezen een woord tegen waarvan je niet weet wat het betekent (gefingeerd). Wat moet je dan doen?

Stap 1. Kijk of het belangrijk is.
Stap 2. Kijk of je de betekenis kan halen uit de context.

Slide 13 - Tekstslide

Moeilijke woorden
Soms kom je tijdens het lezen een woord tegen waarvan je niet weet wat het betekent (gefingeerd). Wat moet je dan doen?

Stap 1. Kijk of het belangrijk is.
Stap 2. Kijk of je de betekenis kan halen uit de context.

Wat als je het daarna nog niet weet?

Slide 14 - Tekstslide

Tekstverbanden
Een tekstverband is een verband tussen woorden, zinnen of alinea's in een tekst. Er zijn heel veel soorten. Vandaag behandelen we er drie:
- Opsommend verband
- Chronologisch verband (tijdsvolgorde)
- Tegenstellend verband

Slide 15 - Tekstslide

Opsommend verband
Chronologisch verband
Tegenstellend verband
Geeft aan in welke tijdsvolgorde gebeurtenissen plaatsvinden. 
Noemt twee of meer tekstdelen na elkaar. 
Geeft aan welke delen een tegenstelling vormen.

Slide 16 - Sleepvraag

In de ochtend sta ik op, waarna ik thee zet. Vervolgens eet ik een bakje yoghurt. Als laatste geef ik de kat te eten.
A
Opsommend verband
B
Chronologisch verband
C
Tegenstellend verband

Slide 17 - Quizvraag

Vandaag zijn er op de Olympische Spelen vier sporten: Voetbal, tennis, hockey en paardrijden.
A
Opsommend verband
B
Chronologisch verband
C
Tegenstellend verband

Slide 18 - Quizvraag

Huiswerk
Voor morgen: Boek A, schrift en laptop mee!

Indien er tijd is: Opdracht 7 tot en met 11 bladzijde 83.
(huiswerk voor maandag)

Slide 19 - Tekstslide