Wie van jullie wil er in het bedrijfsleven werken?
Wie van jullie wil zzp-er worden?
Wie wil een eigen bedrijf beginnen?
Slide 8 - Tekstslide
H1.1 Leerdoelen
Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften.
Ik weet dat ik met goederen en diensten mijn behoeften kan voorzien.
Ik kan een geldbedrag op de juiste manier noteren.
Ik ken het verschil tussen consumeren en zelfvoorziening.
Ik kan een gemiddelde bereken.
Slide 9 - Tekstslide
Wat is een behoefte?
Hand opsteken!
Slide 10 - Tekstslide
Wat is een behoefte?
Iets wat je nodig hebt of graag wilt hebben, noem je een behoefte. Er zijn twee groepen behoeften.
Slide 11 - Tekstslide
Welke soort behoeften zijn er?
Hand opsteken!
Slide 12 - Tekstslide
Wat is een behoefte?
Basisbehoeften
Alles wat je echt nodig hebt om te leven, zoals eten en drinken, woonruimte en kleding.
Overige behoeften
Alles wat je leven leuker of makkelijker maakt, bijvoorbeeld: computergames, snacks, uitgaan.
Slide 13 - Tekstslide
Wat gebruik je om je behoeften te voorzien?
hand opsteken!
Slide 14 - Tekstslide
Wat gebruik je om je behoeften te voorzien?
Goederen en diensten
Slide 15 - Tekstslide
Wat zijn goederen en welke soorten goederen heb je?
hand opsteken!
Slide 16 - Tekstslide
Wat zijn goederen en welke soorten goederen heb je?
Goederen zijn tastbare producten, voorwerpen die je aan kunt raken.
Verbruiksgoederen verbruik je in korte tijd, daarna zijn ze op. Bijvoorbeeld een broodje of flesje water.
Gebruiksgoederen gaan langer mee. Bijvoorbeeld een game of laptop, die gebruik je vaker.
Slide 17 - Tekstslide
Wat zijn diensten?
hand opsteken!
Slide 18 - Tekstslide
Wat zijn diensten?
Diensten zijn niet-tastbare producten. Zo levert een fietsenmaker een dienst als hij jouw kapotte fiets repareert.
Slide 19 - Tekstslide
Pak blz 10 erbij!
Consumeren is het kopen van goederen of diensten om in je behoeften te voorzien. Als jij iets koopt, ben je een consument.
Je kunt ook zelf iets maken waarmee je in je eigen behoeften voorziet. Dat heet zelfvoorziening. Je maakt bijvoorbeeld je eigen kleding, je bouwt je eigen huis of je teelt je eigen groente.
Slide 20 - Tekstslide
Zelfvoorzienend
Voorbeelden?
Slide 21 - Tekstslide
www.barnwoodweb.nl
Slide 22 - Link
Formule voor gemiddelde
Steek je hand op!
Slide 23 - Tekstslide
Formule voor gemiddelde
gemiddelde = het totaal : het aantal
Stappen:
Totaalbedrag berekenen
Het totale aantal berekenen
Gemiddelde berekenen
Slide 24 - Tekstslide
Voorbeeld!
Je gaat na het stappen naar Jaffa. Je bestelt een Turkse pizza kip shoarma van €8,50 en een Turkse pizza met salade van €4,50.
Hoeveel is dit gemiddeld?
Slide 25 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik weet waardoor we verschillende behoeften hebben.
Ik weet hoe ik beïnvloed wordt door mijn keuzes.
Slide 26 - Tekstslide
Wat is een budget?
Slide 27 - Tekstslide
Wat is een budget?
Het geld waarover je kunt beschikken.
Slide 28 - Tekstslide
Pak blz 12..
..van je werkboek erbij!
Slide 29 - Tekstslide
Wat is een sociale beïnvloeding?
Slide 30 - Tekstslide
Wat is een sociale beïnvloeding?
De invloed van andere mensen op wat je koopt.
Slide 31 - Tekstslide
Wat is een commerciële beïnvloeding?
Slide 32 - Tekstslide
Wat is een commerciële beïnvloeding?
De invloed van winkeliers en fabrikanten op wat je koopt.