TL4: spellingquiz

Spellingquiz
Van alles wat
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spellingquiz
Van alles wat

Slide 1 - Tekstslide

Welke spellingsregel vind je nog lastig?
Werkwoordspelling
Samenstellingen met tussenletters
Woorden met apostrof, trema, koppelteken
Hoofdletters en leestekens
Aan elkaar of los?

Slide 2 - Poll

Er ........... een klacht ingediend.
A
werd
B
werdt
C
werden

Slide 3 - Quizvraag

Er ........... een klacht ingediend.
A
word
B
wordt
C
worden

Slide 4 - Quizvraag

op een dinsdag in maart zag alex een eik langs de rijn staan.
Hoeveel hoofdletters?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 5 - Quizvraag

Welke woorden met hoofdletter?
op een dinsdag in maart zag alex een eik langs de rijn staan.

Slide 6 - Open vraag

mijn neven uit groningen zijn dol op fries suikerbrood van de lidl.
Hoeveel hoofdletters?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 7 - Quizvraag

Welke woorden met hoofdletter?
mijn neven uit groningen zijn dol op fries suikerbrood van de lidl.

Slide 8 - Open vraag

Aan elkaar of los?

werkweek / werk week
A
aan elkaar
B
los

Slide 9 - Quizvraag

Aan elkaar of los?

lagescore / lage score
A
aan elkaar
B
los

Slide 10 - Quizvraag

Aan elkaar of los?

Ik heb het verslag ...
A
afgemaakt
B
af gemaakt

Slide 11 - Quizvraag

Aan elkaar of los?

Wat ligt ... de tafel?
A
erop
B
er op

Slide 12 - Quizvraag

Aan elkaar of los?

........... kom ik niet naar school!
A
Hiervoor
B
hier voor

Slide 13 - Quizvraag

Juist gespeld?

oorlogschip
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Juist gespeld?

Er is een ongeluk GEBEURD.
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag

Juist gespeld?

Een ongeluk GEBEURD snel.
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

Juist gespeld?

Daar WORDT je niet gelukkig van.
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Juist gespeld?

Daar WORDT je manager boos om.
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quizvraag

Waar hoort de komma?

Ga snel want de trein vertrekt zo.
A
want, de
B
snel, want
C
snel ,want
D
geen komma

Slide 19 - Quizvraag

Waar hoort de komma?

Luister goed en doe mij na.
A
goed, en
B
goed en,
C
goed ,en
D
geen komma

Slide 20 - Quizvraag

Wat is juist?

A
's morgens
B
s' morgens
C
s-morgens
D
s morgens

Slide 21 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
belasting + dienst

Slide 22 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
kwaliteit + controle

Slide 23 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
lengte + verschil

Slide 24 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
muis + val

Slide 25 - Open vraag

Wat is juist?

A
'S middags
B
's Middags
C
s-Middags
D
S middags

Slide 26 - Quizvraag

Schrijf de samenstelling goed op:
karate + trap

Slide 27 - Open vraag

Schrijf de samenstelling goed op:
stage + activiteit

Slide 28 - Open vraag

Schrijf de samenstelling goed op:
stage + instelling

Slide 29 - Open vraag

De winkelier liet een ____ maken, nadat het oude was afgekeurd.
A
nieuw bouwplan
B
nieuwbouwplan

Slide 30 - Quizvraag

Het ____ voor het stationsgebied, gaat niet door.
A
nieuw bouwplan
B
nieuwbouwplan

Slide 31 - Quizvraag

Lativa begon te huilen als een ___, toen ze haar telefoon kwijt was.
A
klein kind
B
kleinkind

Slide 32 - Quizvraag

Mevrouw Schipper gaat elke zondag met haar ___ naar de Beekse Bergen.
A
klein kind
B
kleinkind

Slide 33 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
dieptepunt
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 34 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
beresterk
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 35 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
weidevogel
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 36 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
ladekast
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 37 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
belasting + dienst

Slide 38 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
elektriciteit + centrale

Slide 39 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
zee + schepen

Slide 40 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
muis + val

Slide 41 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
volk + zanger

Slide 42 - Open vraag

Hoe ging deze spellingsquiz?
Goed, ik had (bijna) alles goed
Ruim voldoende, ging wel prima
Voldoende, meer dan de helft goed
Matig, blijft punt van aandacht
Onvoldoende, ik moet nog flink oefenen

Slide 43 - Poll