Ga naar www.socrative.com. Klik op: Login / Student Login. Vul de naam in van de Room: Abrobbel Vul je (echte!) naam in en start! Klaar? Pak je leesboek en ga (stil) lezen.
timer
10:00
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Persoonsvorm
De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden in een zin:
1. De zin vragend maken
2. De tijd in de zin veranderen
3. Het aantal in de zin veranderen
Ik loop naar school.
Loop ik naar school?
Ik liep naar school.
Wij liepen naar school.
Slide 4 - Tekstslide
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Sturen jullie ook altijd kerstkaarten?
A
jullie
B
kerstkaarten
C
Sturen
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Slide 7 - Open vraag
Het onderwerp
Het onderwerp is altijd een persoon, een dier of een zaak. Het is datgene waar het in de zin om gaat.
Je vindt het onderwerp door te vragen:
Wie/wat + persoonsvorm.
Voorbeeld: Ik loop naar school.
De persoonsvorm is "loop".
Wie loopt? Ik. "Ik" is dus het onderwerp.
Slide 8 - Tekstslide
Wat is het onderwerp in de volgende zin? Jan en Henk fietsen naar huis.
A
Jan
B
Henk
C
Jan en Henk
D
huis
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het onderwerp in de volgende zin.
Gisteren heeft hij een spelletje gespeeld.
A
Gisteren
B
een spelletje
C
heeft
D
hij
Slide 10 - Quizvraag
Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp vind je door de vraag te stellen: Wie/wat + persoonsvorm/werkw.gez + onderwerp?
Voorbeeld
Mark gaf mij gisteren een cadeautje.
- Persoonsvorm: Gaf Mark mij gisteren een cadeautje?
- Onderwerp: Wie gaf? Mark
- Lijdend voorwerp: Wat +gaf+ Mark? een cadeautje
Slide 11 - Tekstslide
Lijdend voorwerp (vervolg)
ETEN
Iemand iets
(=onderwerp). (= lijd.vw)
LEZEN
iemand iets
(=onderwerp). (= lijd.vw)
Slide 12 - Tekstslide
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin? Marjan heeft vandaag appels gekocht.
A
vandaag
B
appels
C
Marjan
D
heeft gekocht
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin? Morgen krijg ik een nieuwe fiets.