De uiterlijke (zichtbare) kenmerken van een organisme
Combinatie van genen en milieufactoren (licht, lucht, voeding, etc)
Kunnen worden veranderd
De informatie voor de erfelijke eigenschappen in het DNA
Aangeboren
Slide 3 - Tekstslide
Fenotypische modificatie
Modificatie van het fenotype:
Verandering fenotype
Genetisch materiaal verandert niet
Is niet erfelijk
Slide 4 - Tekstslide
Chromosomen
Karyotype: rangschikking van chromosomen.Ook wel karyogram of chromosomenportret
Mensen hebben 23 paren homologe chromosomen.
In totaal 46 chromosomen (2n)
22 paar autosomen (= identieke lichaamschromosomen)
1 paar geslachtschromosomen
(X en Y niet identiek)
Slide 5 - Tekstslide
Samenvatting
Lichaamscel: 23 paar chromosomen (46 totaal)
22 paar 'gewone' chromosomen (autosoom)
1 paar geslachtschromosomen (XX of XY)
Geslachtscel: 23 chromosomen
22 'gewone' chromosomen (autosomen)
1 geslachtschromosoom (X of Y)
Slide 6 - Tekstslide
DNA
DNA bestaat uit lange ketens van nucleotiden:
Fosfaatgroep
Desoxyribose (suiker)
Stikstofbase
4 soorten stikstofbasen:
Adenine, Thymine, Guanine of Cytosine
Complementaire baseparing:
koppels A-T en C-G
bINAS 71c
Slide 7 - Tekstslide
Genen
Een gen bevat informatie voor een of meerdereerfelijke eigenschappen.
Slide 8 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe het fenotype van een organisme tot stand komen en hierbij de begrippen homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief gebruiken.
Je kunt beschrijven hoe door recombinatie nieuwe combinaties van allelen ontstaan.
Slide 9 - Tekstslide
Locus
Chromosomen komen voor in paren. De plaats van een gen op het chromosoom, noem je een locus (meervoud loci).
Een gen is het stukje DNA dat codeert voor een of meer eigenschappen
Slide 10 - Tekstslide
Allelen
Genen hebben verschillende varianten (allel/allelen), bijv. het allel voor zwart haar of het allel voor blond haar.
Deze allelen kunnen in verschillende combinaties voorkomen
Slide 11 - Tekstslide
Dominant en recessief
Een dominant allel zie je altijd terug in het fenotype (ook als er maar één dominant allel is).
Dominante allel: HOOFDLETTER
Recessieve allel: kleine letter
Slide 12 - Tekstslide
Zygotie
BB: homozygoot dominant
bb: homozygoot recessief
Bb: heterozygoot
Homo = hetzelfde
Hetero = verschillend
Slide 13 - Tekstslide
Drager
Een heterozygoot is een drager van het recessieve allel.
Dat kan bijv. voor een gen zijn dat codeert voor de haarkleur, maar ook voor een gen dat leidt tot een ziekte.
Slide 14 - Tekstslide
Aan de slag met de volgende opdrachten
Maak van 3.1 opdrachten 2, 6, 7
Maak van 3.2 opdrachten 16, 17, (18,) 19
Klaar? Probeer 20 dan ook alvast te maken
Slide 15 - Tekstslide
Intermediair fenotype
Intermediair fenotytpe:
beide allelen komen tot uiting in het fenotype
Slide 16 - Tekstslide
Onvolledig dominant
Oogkleur
Het recessieve allel komt een beetje tot uiting in het fenotype
Allel voor bruine ogen is onvolledig dominant
Slide 17 - Tekstslide
Codominantie
Bij codominantie komen de eigenschappen van beide dominante allelen volledig tot uiting.
Beide allelen worden aangegeven met een hoofdletter en een variantsaanduiding:
Rood: Ar en Geel: Ag
Slide 18 - Tekstslide
Recombinatie
Recombinatie is het herverdelen van erfelijke eigenschappen en leidt tot genetische variatie onder nakomelingen.
Genetische variatie is belangrijk voor hetoverleven van een soort.
Slide 19 - Tekstslide
Aan de slag
nakijken opdrachten 3.1
Maken:
Op biologiepagina oefenopdrachten 1, 2 en 3
Bespreken
Opdrachten van Paragraaf 2
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe het fenotype van een organisme tot stand komen en hierbij de begrippen homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief gebruiken.
Je kunt beschrijven hoe door recombinatie nieuwe combinaties van allelen ontstaan.