3H/V H4 Lezen -Argumentatie les 2

Vandaag
H4 Lezen - opdracht 2 en 4
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag
H4 Lezen - opdracht 2 en 4

Slide 1 - Tekstslide

H4 lezen - argumentatie (2)

Slide 2 - Tekstslide

Hoe noem je argumentatie waarbij een schrijver een argument onderbouwt met een ondersteunend argument?

Slide 3 - Open vraag

Onderschikkende argumentatie
Schikken = op volgorde plaatsen

Onderschikken = op volgorde plaatsen van boven naar beneden. 

Het ene argument in de tekst is dus belangrijker dan het 
andere argument in de tekst. 

Slide 4 - Tekstslide

Nevenschikkende argumentatie
Nevenschikkend = op volgorde plaatsen van links naar rechts. 
Alle argumenten die naast elkaar geschikt worden, zijn even belangrijk 
in de tekst. 

Slide 5 - Tekstslide

Aan welk signaalwoord herken je een argument? Er zijn meerdere antwoorden goed.
A
dat blijkt uit
B
dus
C
want
D
daarom

Slide 6 - Quizvraag

Welk(e) zin(nen) bevat(ten) waarderende argumentatie?
1. Ik ga liever niet mee naar Parijs, want Parijs is een grote, dichtbevolkte stad.
2. Ik ga graag mee naar Parijs, want Parijs heeft de mooiste musea van de hele wereld.

A
1
B
2
C
1 en 2
D
geen

Slide 7 - Quizvraag

Hoe noem je het wanneer de auteur zijn standpunt onderbouwt met één argument?

Slide 8 - Open vraag

Hoe noem je het tekstgedeelte waarin de auteur uitlegt waarom een tegenargument niet waar/niet juist is?

Slide 9 - Open vraag

Opdracht 1
Schema's bespreken

Slide 10 - Tekstslide

Kies de juiste leesstrategie
Oriënterend lezen: titel, tussenkopjes, anders gedrukte woorden, eerste alinea. Om het onderwerp vast te stellen. 

Globaal lezen: eerste en laatste alinea lezen, de eerste en laatste zin van alle alinea's lezen. Om de deelonderwerpen vast te stellen. 

Precies lezen: lees de tekst helemaal, zoek naar kernzinnen van alinea's en signaalwoorden di verbanden aangeven. Om hoofdzaken (standpunt en argumenten) te vinden en de tekst goed te begrijpen. 

Kritisch lezen: om het doel van de schrijver te bepalen. Wil hij je ergens van overtuigen? 

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag

H4 Lezen
Opdracht 2 en 4
Maak de schema's in je schrift.
 

Slide 12 - Tekstslide